Concept Nota Optimalisering Wedstrijdsport voor Postduiven: Concept Pilot project Lossing

De primaire gedachte bij het opstellen van wat uiteindelijk na een pilotstudie een definitief lossingsreglement moet worden, is het verkrijgen van een aantal basisregels die het zo aan een vlucht deelnemende duiven in staat stelt veilig thuis op het hok terug te keren. Om dit doel te realiseren is het om te beginnen noodzakelijk de weersfenomenen die een positieve dan wel een negatieve invloed op een vlucht uitoefenen te inventariseren en te omschrijven in regelgeving. In het kader van deze opgestelde regels functioneren binnen onze organisatie de mensen (I.W.B., lossingsverantwoordelijken, convoyeurs en leden vervoerscommissies), die met het lossen van postduiven zijn belast. Het concept Lossingsrichtlijnen geeft in principe aan waar de toekomstige, afgebakende grenzen liggen waarbinnen zij hun functie uitoefenen. Om dit verantwoord te kunnen laten gebeuren dient er een pakket standaard informatie te worden samengesteld, dat het de bij de lossingen betrokken functionarissen gemakkelijker maakt om verantwoord de juiste beslissingen te nemen. Of een en ander straks goed werkt, dient regelmatig (liefst wekelijks) door de werkcommissie geëvalueerd en beoordeeld te worden. En indien nodig moet wat niet goed werkt of niet voldoet bijgesteld worden.

Het eerste concept Lossingsrichtlijnen

Bestaat op hoofdlijnen uit:
-Tabel van uiterste lossingstijdstippen.
-Het vroegste lossingstijdstip.
-De lossingsrichtlijnen en het weer.
-De rol van Instituut Wedvlucht Begeleiding.

Tabel van uiterste lossingstijdstippen.

Om in het algemeen duiven te kunnen lossen moeten de grenzen worden bepaald waartussen dat verantwoord kan gebeuren. Allereerst dient een tijdstip gekozen te worden waarna er geen lossing meer plaats vindt voor de kortste vluchtafstand, die gemakshalve op 100 km wordt gesteld. Voorgesteld wordt om 15:00 uur voor de kortst te overbruggen afstand in te stellen als uiterste tijdstip van lossen. Iedere aan een concours deelnemende duif moet een gerede kans geboden krijgen om op de dag van lossing thuis te komen. Daarbij dient echter wel een ondergrens qua gemiddelde snelheid gehanteerd te worden. De meest voor de hand liggende ondergrens qua gemiddelde snelheid ligt ergens rond de 50 km/uur. Met die snelheid kan globaal voor elke vlucht vastgesteld worden wat het uiterste tijdstip van lossing is.

De voorgestelde concept tabel van uiterste lossingstijdstippen ziet er als volgt uit:

15:00 = 100 km (de kortste te overbruggen afstand)
14:30 = 150 km
14:00 = 200 km
13:30 = 250 km
13:00 = 300 km
12:30 = 350 km
12:00 = 400 km
11:30 = 450 km
11:00 = 500 km
10:30 = 550 km
10:00 = 600 km
09:30 = 650 km
09:00 = 700 km
08:30 = 750 km (de verste te overbruggen afstand bij een lossing met thuiskomst op dezelfde dag).

Duidelijker: 3 tabellen:
1. april/september.
2. mei/augustus.
3. juni/juli.

Afweging maken om eventueel rekening te houden met de windrichting. Immers wedvluchten met wind mee gaan aan een hogere snelheid dan wedvluchten met wind tegen dan wel zijwind.

Na genoemde tijden uit de bovenstaande tabel mogen er geen duiven meer worden gelost voor de corresponderende afstanden en wordt de vlucht uitgesteld. De afstanden zijn telkens de verste afstand van de te lossen regio (C.C.G., C.C.G.N., Afdeling).

Indien de tabel van uiterste lossingstijdstippen in de praktijk goed blijkt te werken, kunnen de tijdstippen vervolgens in de toekomstige vluchtprogramma´s van de Afdelingen (en van ieder niveau daar beneden; C.C.G., Fondclub etc.) worden opgenomen. De reden hiervoor is de volgende. In het kader van de nieuwe Welzijnswet voor dieren dienen wij naar buiten (en naar binnen) toe duidelijk kenbaar te maken hoe onze lossingen zijn georganiseerd. Door het per vlucht aangeven van het uiterste tijdstip van lossing maken wij onze werkwijze naar buiten toe inzichtelijker.

Tijdens het vluchtseizoen 2001 wordt in de pilot beoordeeld of bovenstaande tabel in de praktijk goed werkt en of er uitzonderings situaties voorkomen. Aan de hand van de uitzonderingen wordt door de werkcommissie bekeken waar en of de tabel aanpassing nodig heeft of op welke gronden c.q. onder welke omstandigheden er van mag worden afgeweken.

Noot:
Het verdient in deze aanbeveling dagfondvluchten te organiseren tot plm. een afstand van maximaal 650 km voor de verste afstand Afdeling, omdat men dan qua tijd meer armslag heeft indien er gewacht moet worden op een weersverbetering. Het verschil tussen een vlucht van 750 km en 650 km is volgens de tabel 1 uur extra ruimte qua wachttijd.

Het vroegste lossingstijdstip.

Het andere uiterste van de vast te stellen grenzen, is het vroegste lossingstijdstip. Het is bijna onmogelijk is om direct bij zonsopkomst al duiven te lossen. Een verschil van 30 minuten lijkt in principe veilig en het absolute minimum, mits uiteraard de weersomstandigheden goed zijn. Dit is de tweede voorgestelde uitbreiding op de vluchtprogramma´s.

Met de tabellen van uiterste en vroegste lossingstijdstip weten I.W.B., lossingscoördinatoren, convoyeurs, leden vervoerscommissies en liefhebbers exact waar ze op een bepaald moment aan toe zijn. Of het vroegste lossingstijdstip van 30 minuten na zonsopkomst (bij zoveel mogelijk gunstige weersomstandigheden) goed werkt wordt eveneens tijdens de pilot wekelijks door de werkcommissie getoetst. In principe gaat dit op voor de midfond en dagfond vluchten en met betrekking tot de vitesse (en eerste jonge duiven vluchten) zal worden getracht een zodanig lossingstijdstip te kiezen dat de duiven niet voor plm. 8.30 uur thuis aankomen.
De toetsing van het beste, vroegste lossingstijdstip wordt gedaan door de vluchtverlooppercentages van de elkaar opvolgende lossingen van dezelfde losplaats op dezelfde dag met elkaar te vergelijken. In deze geeft het kleinste (lees: snelste vlucht) vluchtverlooppercentage de doorslag. De hiervoor benodigde data kunnen door de rekenbureau´s worden verstrekt.

De lossingsrichtlijnen en het weer.

In principe als aan alle hierna volgende beschreven weersomstandigheden met zoveel mogelijk "+-jes" is voldaan, kan er na een half uur na zonsopkomst begonnen worden met lossen.

Welke zijn nu de specifieke weersomstandigheden die op de losplaats en op de vluchtlijn aanwezig moeten zijn opdat er direct gelost zou kunnen worden op het geplande tijdstip?

-Geen inversie:
Inversie beïnvloedt het oriëntatievermogen op negatieve wijze. Geen inversie betekent wat dit weersfenomeen betreft geen belemmering om de duiven te lossen.
Geen inversie aanwezig is een pluspunt om duiven te lossen.

-Goed zicht:
Duiven hebben goed zicht nodig voor een goed vertrek. Hoe beter het zicht, hoe beter het is voor de duiven om zich op en rond de losplaats te oriënteren. Er moet minimaal 5 km. zicht zijn.
Goed zicht is een pluspunt om duiven te lossen.

-Droog:
Droog weer is één van de primaire voorwaarden om duiven te lossen.
Droog weer is een pluspunt om duiven te lossen.

-Wolkendek beneden de 80% zodat minimaal 20% voor ´hemelblauw´ overblijft;
Duiven hebben absoluut ´hemelblauw´ nodig voor hun oriëntatie. ´Hemelblauw´ wordt door de duiven waargenomen door de open gaten in de bewolking heen. Door deze gaten dringt UV door tot het aardoppervlak en wordt daar waargenomen door de duif en gebruikt tijdens het oriëntatie proces. Vluchten gelost met een wolkendek van beneden de 80% kennen bijna allemaal een gunstig verloop. Daarentegen kennen vluchten met een bewolkingsgraad van tussen de 80-100% steeds een traag of slecht verloop.
Een wolkendek beneden de 80% is een pluspunt om duiven te lossen.

-Z-ZW-W wind:
Een staartwind is altijd een positieve factor om duiven te lossen.
Staartwind is een pluspunt om duiven te lossen.

-Natte thermiek vanaf een bepaald tijdstip.
Natte thermiek doet de zogenaamde "hollandse luchten" ontstaan. Veel blauw in de lucht met hoge witte stapelwolken. Dit zijn ideale omstandigheden om duiven te lossen.
Met een natte thermiek op komst is het een pluspunt om duiven te lossen.

-Temperatuur:
Temperaturen tussen de 10 en 25 C zijn ideale omstandigheden om duiven te lossen.
Een pluspunt om duiven te lossen.

Welke zijn nu de specifieke weersomstandigheden die het vluchtverloop negatief beïnvloeden?

-Inversie:
Duiven gelost tijdens een aanwezige inversie hebben de grootste moeite zich te oriënteren en vertrekken vaak pas na geruime tijd van de losplaats en meestal in de verkeerde richting. Vooral jonge duiven hebben grote moeite met het fenomeen inversie. Het verdient de voorkeur te beginnen met lossen een halfuur nadat de inversie is opgelost; of minimaal op het aangegeven tijdstip dat de inversie opgelost is. De reden hiervoor is dat de duiven onderweg nog gebieden tegen kunnen komen waar de inversie nog steeds niet is opgelost. Dit kan worden waargenomen door reflecties op de radar. Zodra deze niet meer waargenomen worden is de lossing absoluut veilig.
Inversie is gevaarlijk voor jonge duiven; een minpunt.
Inversie is bedreigend voor oude duiven; een minpunt.

-Droge thermiek:
Dit is ook een weersfenomeen dat negatieve invloed uitoefent op het vluchtverloop; met name op de onervaren jonge duiven. Droge thermiek komt zeer vaak voor bij temperaturen boven de 25C. Het betreft een kolom droge, warme lucht die opstijgt tot ver in de atmosfeer. Vooral de jonge duiven ervaren dit alsof ze tegen een muur aan vliegen. Indien droge thermiek voorkomt verdient het aanbeveling om de vluchten voor de jonge duiven tot maximaal rond de 250 km in te korten en de dagfondvluchten met de oude duiven boven de 600 km met 100 km in te korten tot maximaal 550 km.
Droge thermiek is problematisch voor oude duiven en bedreigend voor jonge duiven.
Droge thermiek is een minpunt om duiven te lossen.

-Geen thermiek:
Deze situatie komt sporadisch voor in twee hoedanigheden:
a. Bij een gesloten, stilstaand wolkendek. Thermiek is nodig om de wolken uit elkaar te drijven. Bij een gesloten wolkendek kan de zon de thermiek niet op gang brengen en blijft de situatie dus onveranderlijk;
b. Tijdens uitzonderlijk mooie zomerse dagen komt het soms voor dat er geen thermiek is. Dit houdt in dat er dan een inversie gedurende langere tijd en soms versterkt aanwezig is. Thermiek is nodig om de situatie van een sterke inversie te doorbreken
Geen thermiek aanwezig is bedreigend voor oude duiven en gevaarlijk voor jonge duiven.
Geen thermiek aanwezig is een minpunt om duiven te lossen.

-Slecht zicht:
Slecht zicht betekent zicht van minder dan 5 km. Bij slecht zicht kunnen duiven zich op de losplaats en onderweg slecht oriënteren. Slecht zicht gaat vaak samen met laaghangende bewolking met motregen of damp.
Slecht zicht bemoeilijkt het orientatievermogen en is gevaarlijk voor duiven.
Slecht zicht is een minpunt om duiven te lossen.

-Onweer:
Bij naderend of onweer op de losplaats, alsmede onweer binnen 60 km van de losplaats verwijderd op of nabij de vluchtlijn, mogen er geen duiven worden gelost. Komt er onweer op de verder op de vluchtlijn voor, dan dient de lossing van geval tot geval bekeken te worden.
Onweer bemoeilijkt het orientatievermogen en is gevaarlijk voor duiven.
Onweer is een minpunt om duiven te lossen.

-Regen:
Bij snel naderende regen of regen op de losplaats mogen er geen duiven worden gelost. Komt er regen voor op de vluchtlijn dan dient dit van geval tot geval bekeken te worden.
Regen op de losplaats is gevaarlijk voor duiven.
Regen op de losplaats is een minpunt om duiven te lossen.

-Buien:
Indien er voldoende hemelblauw aanwezig is met af en toe een bui op de vluchtlijn kan er gelost worden.
Buien op de vluchtlijn is problematisch voor duiven; in principe een minpunt om duiven te lossen; echter steeds nauwkeurig van geval tot geval bekijken.

-Wolkendek van boven de 80%:
In dit geval is er te weinig "blauw" in de lucht aanwezig en mogen er geen duiven worden gelost. Er moet worden gewacht op verbeterende condities. Een stilstaand grauw/grijs egaal wolkendek is gevaarlijk om duiven bij te lossen. Dit noemen we "betrokken". De zon is immers onder deze omstandigheden niet waarneembaar. Echter er zijn enkele uitzonderingssituaties die nadere uitleg behoeven:
a. Betrokken met goed zicht en wind NW - N - NO - O: niet lossen; wachten op duidelijk verbeterende condities;
b. Betrokken met goed zicht en wind ZO -Z - ZW - W: lossen na minimaal 2 uur wachttijd in acht genomen te hebben;
Teveel; hoe meer en hoe dikker de bewolking is des te gevaarlijker voor duiven. Een minpunt.

-Mist:
Bij mist of mist op 60 km afstand van de losplaats op de vluchtlijn mogen er geen duiven worden gelost. De vrije zone wordt in deze op 60 km gesteld, waarbij uitgegaan wordt van de tijd die de duiven nodig zullen hebben om het mistgebied te bereiken. Tevens zal gekeken moeten worden of de mist binnen het tijdsbestek van 1 uur na lossing opgelost zal zijn.
Mist is gevaarlijk voor duiven. Een minpunt om duiven te lossen.

-Temperatuur:
Bij temperaturen beneden de 8C mogen er geen duiven worden gelost.
Temperaturen vanaf 25C of meer zijn zorgelijk. Een tegelijk aanwezige sterke staartwind is een positief punt. Bij verwachte middagtemperaturen vanaf 30C (op vrijdag voorafgaande aan de vluchtdag 1 dag later; in het midden van Nederland; De Bilt volgens TT 704) wordt een vlucht afgelast. Dit gegeven wordt door een onafhankelijke en bevoegde instantie, het K.N.M.I., verstrekt. Indien bekend en als zodanig bekrachtigt verschaft dit voor de gehele organisatie duidelijkheid van hoe te handelen inzake van afgelasting van een wedvlucht.
Bij vooruitzichten van hoge temperaturen vanaf 25C en inversie: zo vroeg mogelijk lossen.
Lage temperaturen zijn problematisch tot bedreigend voor duiven.
Hoge temperaturen zijn gevaarlijk voor duiven. Een minpunt om duiven te lossen.

-Geen wind, geen thermiek en tegelijkertijd geen bewolking:
Indien er geen wind aanwezig is bij een azuurblauwe hemel, is het niet raadzaam om duiven op het vroegste tijdstip te lossen. Normaal is voor dit weertype een combinatie van hoog UV en een hoge temperatuur. De hitte veroorzaakt infrarood straling die van het aardoppervlak tot hoog in de atmosfeer opstijgt en de UV met zich mee omhoog neemt. Dit verschijnsel veroorzaakt desoriëntatie en gecombineerd met hitte leidt dit tot uitputting en dehydratie van de duiven. Dit weertype komt in Nederland in de periode half juli - half augustus, gelukkig, sporadisch voor.
Geen wind en tegelijkertijd geen bewolking zijn gevaarlijk voor duiven bij een temperatuur van +25C.
Een minpunt om duiven te lossen.

-Wind en Storm:
Vanaf windkracht 8 mogen er bij staartwind geen duiven worden gelost. Hetzelfde geldt voor kop- of zijwind (op de kompasroos tussen NW en O); er mogen dan geen duiven worden gelost vanaf windkracht 6 op vluchten boven de 300 km.
Wind en luchtlagen uit verschillende richtingen op de losplaats: slecht om te lossen
Storm is gevaarlijk voor duiven. Een minpunt om duiven te lossen.

-Heiig/Grondnevel:
Indien dit laaghangend is en verwacht mag worden dat de duiven er bovenuit kunnen stijgen bij staartwind en open lucht, mogen er duiven worden gelost; Anders moet gewacht worden totdat dit is opgelost en het zicht goed is.
Heiig weer c.q. weer met grondnevel is problematisch voor duiven. Een minpunt om duiven te lossen.

-Hoge relatieve vochtigheid van boven de 80% bij warmte (boven 20C) in de vroege ochtend.

Dit komt sporadisch voor en in dit geval mogen er geen duiven worden gelost.
Een hoge RV is gevaarlijk voor duiven. Een minpunt om duiven te lossen.

Resumerend:

Overzicht van "+ plusjes checklist":
*Geen inversie = +
*Meer dan 5 kilometer zicht = +
*Droog weer = +
*Wolkendek minder dan 80% = +
*Wind uit Z-ZW-W = +
*Natte thermiek op komst = +
*Temperaturen tussen 10-25 C = +

Overzicht van "- minnetjes checklist":
*Inversie aanwezig = -
*Droge thermiek = -
*Geen thermiek bij temperaturen van + 25 C= -
*Slecht zicht van minder dan 5 kilometer = -
*Onweer op of binnen een straal van 60 km van de losplaats = -
*Regen op de losplaats = -
*Wolkendek boven de 80% = -
*Mist op of binnen een straal van 60 km van de losplaats = -
*Temperatuur <<10 C of >> 25 C = -
*Wind uit richtingen tussen N-NO-O = -
*Storm; windkracht >>8 = -
*Hoge RV(meer dan 80%) in de vroege ochtend = -
*Geen wind en tegelijkertijd geen bewolking = -

Overzicht van "+/-" checklist (van geval tot geval bekijken):
*Buien = +/-
*Heiig / Grondnevel op de losplaats = +/-

Voor nadere detail uitleg van de weersfenomenen wordt verwezen naar op het internet aanwezige literatuur zoals o.m. "Het Lossingsverhaal", de informatie pagina´s van het K.N.M.I. op internet e.d.

Instituut Wedvlucht Begeleiding.

Inzake de lossingen vervult het Instituut Wedvlucht Begeleiding sinds een aantal jaren een belangrijke en centrale rol in de Nederlandse postduivensport. Het I.W.B. is de schakel tussen het door het H.W.S. opgestelde weerbericht ten behoeve van de duivensport en de lossingscoördinatoren die van het advies van het I.W.B. gebruik maken om de aan hen toevertrouwde konvooien duiven te lossen. Ten behoeve van het welslagen van de pilot wordt van de bij de pilot betrokken lossingscoördinator(en) verlangd dat zij het advies van het I.W.B inzake een lossing als bindend opvolgen. Ten behoeve van het succesvol uitvoeren van de pilot zijn de in het verleden door het H.W.S. verstrekte weergegevens ten behoeve van de postduivensport onder de loep genomen. Uit interviews is naar voren gekomen dat dit door het H.W.S. verstrekte standaardpakket onvoldoende is. Tevens bestaat er van de zijde van het I.W.B., alsmede van de zijde van diverse lossingscoördinatoren, de behoefte aan het instellen en verzorgen van een speciaal weerbericht voor de postduivensport bij voorkeur op TT 417 of in combinatie met een specifieke internetsite. Het ligt in de bedoeling dat dit speciale weerbericht voor de postduivensport tijdens het vluchtenseizoen van vrijdag t/m zondag (en indien noodzakelijk t/m maandag) zal worden verzorgd. Van deze specifieke informatie kan door lossingscoördinatoren en liefhebbers gebruikt worden gemaakt en geeft informatie weer o.a. op het gebied van:

-inversie; geen inversie aanwezig; inversie opgelost om .. uur.
-zicht; < .. km; >.. km.
-droog/regen/buien/
-wolkendek tot ..%
-windrichting ..
-thermiek en soort
-minimum en maximum temperatuur
-onweer
-mist/heiig/grondnevel
etc.

De informatiepagina´s met betrekking tot de specifieke lossingsgegevens zullen worden gecompleteerd met een geadviseerd lossingstijdstip: lossing na .. uur.

Er wordt bekeken of bovenstaande items voldoende inzicht verschaffen en/of uitbreiding noodzakelijk is. Het I.W.B. gaat (in samenwerking en samenspraak met de werkgroep) met het H.W.S. bespreken hoe de specifieke gegevens ten behoeve van de aanlevering van het duivenweerbericht aangeleverd kunnen worden. Vervolgens gaat het I.W.B. bekijken in welke vorm zij het weerbericht voor de duivensport kan gieten en presenteren op TT 417 en /of Internet. Het is belangrijk dat in deze een standaard wordt ontwikkeld en bereikt. Van deze standaard kan de W.O.W.D. gebruik maken bij hun onderzoek dat tijdens de pilot wordt gedaan. Ook geeft het de duivenliefhebbers zelf aan de hand van de lossingsrichtlijnen het nodige extra inzicht waarom een lossing plaats vindt, waarom er wordt gewacht of waarom er wordt uitgesteld tot morgen. In deze vindt het I.W.B. openheid inzake gegevensverstrekking een absolute must. Immers op internet zijn een scala van sites aanwezig die het de leden mogelijk maakt mee te kijken tijdens de besluitvormingsperiode om duiven te lossen of niet. Het tot voorheen strak "afgebakende" werkgebied van de lossingscoördinatoren heeft de laatste jaren diverse malen voor hevige discussies gezorgd. Openheid zal er juist voor zorgen dat de negatieve discussies zullen verdwijnen en dat de nog voorkomende discussies meegenomen kunnen worden om het lossingsbeleid en de daaraan gekoppelde lossingsrichtlijnen nog verder te optimaliseren.

De lossingscoördinatoren (iedere lossingscoördinator heeft verplicht toegang op internet) kunnen zich eerst op de hoogte stellen van de op de Lossingspagina´s van het I.W.B. verstrekte weersinformatie en voor zichzelf aan de hand van de Lossingsrichtlijnen een inschatting maken. Vervolgens wordt contact opgenomen met de convoyeur ter plaatse voor diens extra aanvullende informatie. Zo heeft de lossingscoördinator al een vrij goed beeld van de weersituatie van dat moment. Dan wordt contact opgenomen met het I.W.B en wordt overleg gepleegd met betrekking tot de lossing. Wordt er besloten dat er niet wordt gelost, dan volgt opnieuw en regelmatig afstemming en informatie vergaring door betrokkenen.

Diversen.

Ad. a:
Om de pilot Lossing volgend vliegseizoen 2002 lossingstechnisch beter te kunnen laten verlopen dient er door de werkgroep een voorstel voor de A.V.L.-N.P.O. van oktober uitgewerkt te worden op het gebied van kruislossingen. In dit kader is het aanbevelingswaardig dat de werkcommissie deze zomer al de concept vluchtprogramma´s van alle afdelingen voor het seizoen 2002 toetst qua opbouw in kilometers en lossingsstations en hier al dan niet een goedkeuring aan hecht of een vervangend voorstel richting de afdeling in kwestie m.b.t. een ander station doet.

Ad. b:
Bijna ieder jaar komt er wel eens een wedvlucht over langere afstand negatief in het nieuws. De werkgroep Lossing dient binnen de pilot ook de vluchtverliezen tegen het licht te houden in een poging deze zoveel mogelijk te beperken. Indien onze organisatie ooit van buitenaf begrenzingen opgelegd krijgt, dan zal dat steeds de vluchten van de langste adem het eerst betreffen.

a. Kruislossingen:
Over dit onderwerp zijn de meningen nogal verdeeld. Men vindt over het algemeen kruislossingen minder erg dan een ‘vermenging’ van vluchten. Neemt niet weg dat kruislossingen in ieder geval niet bevorderlijk zijn en daarom bij voorkeur het best vermeden kunnen worden. Het is duidelijk dat kruislossingen, vooral met jonge duiven, mede aanleiding zijn tot verliezen. De oplossing voor dit probleem is in feite simpel. (ook in praktische zin? Ik denk van wel. Het heeft ook met de professionalisering te maken. Ik zal wel een opzetje maken of het eens uittekenen tijdens een bestuursvergadering) Nu nog staan vaak heel diverse afdelingen met heel veel containers op een zelfde station in dezelfde regio te lossen. Om hier enige stroomlijning in aan te brengen dient een onderverdeling in 3 vluchtlijnen/corridors aangebracht te worden:
-West (hierin bijv.: de Afdelingen Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland, Brabant 2000);
-Midden (met bijv.: Midden Nederland, Friesland (of mogelijk Oost) , Midden Brabant);
-Oost (met bijv.: Noord-Oost Nederland, G.O.U., Oost-Brabant en Limburg; met mogelijk Friesland).

Verder dienen de 3 vluchtlijnen/corridors binnen de afgebakende grenzen onderverdeeld te worden in vakken van plm. 60 km lengte. Binnen deze vakken dienen de afdelingen hun stations van lossing te kiezen. Wekelijks schuift iedere afdeling 60 km/een vak in zuidelijke richting op. Verder is het tijdstip van lossen belangrijk. In deze kunnen 3 afzonderlijke tijdstippen voor de 3 vluchtlijnen gekozen worden. Op deze manier wordt voorkomen dat koppels vluchtduiven (voornamelijk jonge duiven) zich onderweg vermengen en mogelijk meetrekken met duiven van noordelijk gelegen afdelingen of uit de koers raken met mogelijke verliezen als gevolg.
Aldus kan een lossing van West weinig of geen invloed uitoefenen op een vlucht van Midden en Oost of omgekeerd. En als binnen de vluchtcorridor voor 1 tijdstip gekozen wordt kan alles vlucht technisch bijna niet misgaan of moest het weer roet in het eten gooien. Beter nog was het als binnen een afdeling, vooral met de jonge duiven vluchten, gekozen zou worden voor verschillende stations binnen het lossingsvak; een bovenin voor de bovenkant en een onderin voor de onderkant. Om een goed verloop te kunnen waarborgen dient zeker 15 min verschil tussen de lossingen aangehouden te worden; inzake de volgorde van lossen kan de windrichting van invloed zijn. Met 2 lossingen op 1 plaats ben je er al zo goed als zeker van dat er duiven overtrekken tijdens een lossing. Aangezien alle vluchtprogramma´s nu al vast staan, kan dit punt pas t.b.v. 2002 doorgevoerd worden.

b. Overnachtvluchten:
Alle zogenaamde overnachtvluchten (boven de 800 km) met een geplande lossing tussen 12:00-15:00 uur, mogen op het geplande uur worden gelost mits de te verwachten middagtemperatuur niet boven de 25C stijgt op de losplaats en uiteraard de overige weersomstandigheden op de losplaats en op de vluchtlijn in orde zijn bevonden. Is dit niet het geval dan wordt het geplande lossingstijdstip verschoven naar een tijdstip niet vroeger dan 10:00. De reden hiervoor is de volgende. Hoe hoger de temperatuur is des te hoger de UV is. Dichter bij de evenaar komt steeds meer infrarood in het UV-spectrum voor. Een sterke aanwezige infrarode straling is direct en sterk negatief van invloed op het oriëntatievermogen van postduiven. Vluchten gelost onder genoemde omstandigheden geven bijna altijd een slecht vluchtverloop te zien met een vaak rampzalige afloop. Dit kan worden voorkomen door eerder op de dag te lossen.

En tenslotte:

Ad. a:
Om de toekomst op het gebied van het verantwoord lossen van postduiven te helpen richting te geven zal er gestructureerd aan opleiding gedaan moeten worden.

Ad. b:
In hetzelfde kader dient er tenslotte door de werkgroep een aanzet tot het instellen van een definitieve commissie Lossing gegeven te worden. Omdat binnen de totale pilot twee werkgroepen, de een op het gebied van Vervoer en de ander op het gebied van Lossing, nauw hebben samen gewerkt verdient het aanbeveling door beide werkgroepen te bezien of hier mogelijke een samenwerking in de toekomst uit voort kan vloeien.

a. Opleiding:
Ten behoeve van lossingsverantwoordelijken, convoyeurs en leden van de vervoerscommissies dient aan gerichte opleiding gedaan te worden. Onze sport is primair een wedstrijdsport en om een wedstrijd optimaal te laten verlopen dient aan alle randvoorwaarden te worden voldaan. In dit geval betekent dat een serieuze opleiding die met een examen wordt afgerond.
De huidige lossingsverantwoordelijken dienen minimaal een maal per jaar in maart de bijeenkomst van de lossingscoordinatoren te bezoeken om hun kennis te verbreden.
Iedere afdeling dient gericht te zoeken naar liefhebbers die geïnteresseerd zijn in een latere functie als lossingsverantwoordelijke. Het eerste jaar volgen zij de door de N.P.O. georganiseerde opleiding. Het eerste deel van hun opleiding wordt afgesloten met een theorie examen en na goed gevolg zijn zij junior-lossingsverantwoordelijke. Daarna worden zij in een praktijkperiode van twee jaar aan de hoede van de lossingscoordinator van de afdeling toevertrouwd en mogen zij onder diens hoede tijdens het eerste praktijkjaar africhtingsvluchten lossen. Het tweede praktijkjaar doen zij verder ervaring op in het lossingsteam van de afdeling, zowel in het lossen zelf als in de verslaglegging. De verslagen worden door de opleidingscommissie beoordeeld. Na het derde praktijkjaar volgt na gebleken geschiktheid benoeming tot lossingscoordinator.
De geslaagde convoyeurs zullen tijdens het eerste jaar regelmatig gevolgd en beoordeeld worden. Rapportage geschiedt tevens door middel van het verslag van de hoofdconvoyeur.
Voor de functies van (junior)lossingsverantwoordelijke en (hoofd)convoyeur worden functieomschrijvingen gemaakt. De functies zijn zeer verantwoordelijke functies en het nemen van goede beslissingen door deze functionarissen zijn van essentieel belang voor het welslagen van vluchten. De functionarissen moeten exact weten waar zij voor staan en waar zij verantwoordelijk voor zijn binnen de organisatie.
Inzake duivenlossingen staat het welzijnsbelang van de duif centraal en niet dat van de liefhebber, vervoersorganisatie of afdeling. Het is aanbevelingswaardig indien de lossingcoördinator een onafhankelijk persoon zou zijn zonder verdere bestuursfuncties. Dan pas kan een goede structuur werken met betrekking tot het lossen. Nu laat men nog teveel het afdelingsbelang prevaleren boven het welzijn van de duif en van de sport in het algemeen.

b. Overlegsituaties:
Bij dergelijk belangrijke en primaire zaken voor de duivensport kan het niet anders dan dat er op dit niveau overlegsituaties plaats vinden met lossingscoördinatoren, convoyeurs, I.W.B. en de nog in te stellen N.P.O.-commissie die zich in de toekomst met het onderwerp lossingen gaat bezig houden. Voorgesteld wordt minimaal twee overlegsituaties in te stellen:
-een evaluatie na het seizoen;
-en een bijeenkomst ter voorbereiding van het nieuwe seizoen.


Tot besluit:

Tot zover onze eerste aanzet om te komen tot het instellen van een pilot met concept lossingsrichtlijnen die tijdens het vluchtseizoen 2001 op werkzaamheid kunnen worden getest en verder ontwikkeld, onze visie op de direct van invloed zijnde factoren (o.a. Vervoer) en de toekomst.

Wij hopen dat bovenstaande bij u in vruchtbare aarde valt en staan open voor aanvullingen, reacties en verbeteringen.

Met vriendelijke groet,
namens het bestuur N.P.O.

S.L.M. van Breemen.

5 april 2001.