Temperatuur

De lichaams-temperatuur van duiven ligt tussen de 41 en 42 graden Celsius. Uit ervaring weten wij dat de meest ideale omstandigheden voor het houden van wedvluchten met postduiven liggen tussen de 10 en 25 graden Celsius.  Zeer problematisch wordt het zodra de buitentermometer de 30 graden Celsius overschrijdt. Bij deze omstandigheden verkeren vooral de jonge duiven in groot gevaar. Ze kunnen dan gemakkelijk in stress raken.

Zodra de temperatuur de 30 graden Celsius overschrijdt worden jonge duiven aan diverse problemen bloot gesteld. Een van die problemen is de onervarenheid met het drinken van water in de container. Daarom moeten jonge duiven veelvuldig met de container opgeleerd worden om ze zoveel mogelijk aan de omstandigheden van het transport te laten wennen. Van het allergrootste belang in verband hiermee is, dat jonge(en natuurlijk ook oude) duiven direct bij het inladen in de container van drinkwater worden voorzien. Het horen lopen van het water in de drinkgoten en het zien drinken daaruit van andere duiven wijst automatisch de weg naar het water. Van iedere gelegenheid, waar dan ook,  moet gebruik gemaakt worden om de duiven te laten drinken of hen in de gelegenheid te stellen om dat te leren. Als duiven binnen de container niet gedronken hebben en het is buiten warm, dan is hun eerste gang na de lossing de gang naar de waterkant. Veel duiven drinken in die gevallen van slecht water en kunnen zodoende ziekten en besmettingen oplopen. In het ergste geval kunnen ze olie of zout water binnen krijgen en het vervolg daarvan is bij iedere duivenliefhebber bekend: zoŽn duif is in de meeste gevallen dan onbruikbaar geworden om nog aan wedvluchten deel te nemen als ze erin mocht slagen om toch nog thuis te komen.

In zeer veel verenigingen is het gelukkig al gebruik geworden om de duiven tijdens het inkorven al de gelegenheid te geven om te drinken. Vooral bij jonge duiven is het raadzaam om regelmatig het water opnieuw te verversen, zodat ze door het kletterend geluid weten waar het water is. Tijdens de eerste jonge duivenvluchten is het tevens raadzaam om de groep binnenin de mand te laten circuleren, zodat ze allemaal gemakkelijk bij de watergoot kunnen. Te adviseren is om tijdens de opleer- of africhtingsvluchten het aantal jonge duiven in de mand drastisch te beperken. Dit om ze beter de gelegenheid te geven om te leren drinken. Een mindere mandbezetting geeft ze namelijk de gelegenheid om zich beter in de mand te bewegen. De reden is dat jonge duiven heel vaak gestresst en onbeweeglijk in de manden zitten bij een hoge mandbezetting. De kleine groep die zich dichtbij de watergoot bevindt leert dan als enigste. De andere jonge duiven leren niets. Na enkele weken is dit "laten circuleren" al overbodig geworden en begeven jonge duiven zich direct naar de watergoot zodra ze zijn ingemand. Dit kan de liefhebber uiteraard ook thuis voldoende oefenen. En iedereen weet het: "oefening baart kunst"!

 

Een glasheldere lucht bij 30 graden Celsius of meer bij windstilte, of bij kopwind in combinatie met droge lucht, is niet ideaal voor oude duiven en met name voor jonge duiven de hoofdoorzaak van de meeste rampvluchten of vluchten met een onverklaarbaar slecht verloop. Komen deze omstandigheden tijdens de eerste opleervluchten van jonge duiven voor, dan is het verloop van vluchtjes van 30 km  soms al onverklaarbaar rampzalig.  Beter zou het zijn bij dergelijke omstandigheden helemaal geen vluchten voor jonge duiven te organiseren. Anderzijds is het raadzaam alvorens te lossen om te wachten totdat de wind opsteekt ofwel van een kopwind is veranderd in een wind van opzij of van achter. Het gaat erom zorgvuldig te wachten totdat de beste omstandigheden aanwezig zijn of om eenvoudigweg de vlucht uit te stellen totdat de weersomstandigheden zich ten goede hebben veranderd. Indien de weersvooruitzichten onveranderd tropisch blijven(boven de 30C), dan is het wenselijk om zelfs helemaal geen vluchten voor jonge duiven plaats te laten vinden. Lagere temperaturen in het begin van het seizoen, in de maanden april en mei, geven in het algemeen weinig problemen te zien zoals de ervaring geleerd heeft. Alleen moet er worden opgepast niet al te vroeg direct al de deuren van de container geheel te openen, maar dit heel geleidelijk aan te doen opdat de duiven aan de buitentemperatuur gewend raken. De deuren moeten een uur voor de lossing geheel geopend zijn om de duiven  in de gelegenheid te stellen zich ruim voor de lossing te orienteren.

Bij een ochtendtemperatuur van minder dan 8 graden Celsius zal de temperatuur in het voor- of najaar zelden of nooit op het middaguur boven de 20 graden Celsius stijgen. In dit geval is er voorzichtigheid geboden, omdat er in de nacht dan mist en nevel is ontstaan door uitstraling als gevolg van een heldere nacht. In dit geval mag men nooit vroeg lossen, maar moet men het optrekken van mist en nevel afwachten. Mist en nevel doen namelijk hetzelfde als wolken: ze blokkeren het natuurlijk element wat duiven nodig hebben om zich te kunnen orienteren namelijk volledig met alle rampzalige gevolgen van dien.