Koppelen per computer

Koppelen per computer, door Piet Grasmaijer

Naast de technologische vernieuwingen kenmerkt de tijd waarin we leven zich door een zoeken naar nieuwe vormen van samenleven, werken, samen­werken, beslissen. Nieuwe life styles en structuren. We beleven een tijd die wordt gekenmerkt door een grote mate van differentiatie, waardoor des-orientatie ten aanzien van normen, waarden en doelstel­lingen kan ontstaan. Daar waar de maatschappij volop in beweging is, staat de duiven sport vrijwel stil. En met haar nagenoeg het grootste deel van haar beoefe­naars. Slechts een enkeling steekt zijn nek uit en probeert over de eigen schutting heen te kijken. Dikwijls worden dergelijke mensen met een scheef oog aan gekeken. Het geloof in zichzelf wordt doorgaans niet erg positief gewaardeerd. Zij worden niet begrepen, lijken eigen­wijs of arrogant en voldoen in ieder geval niet aan het verwachtings­patroon dat wij als duivenliefhebbers ten aanzien van elkaar hebben opgebouwd. Een van de mensen die voortdurend bezig is grenzen te ver­leggen, te innoveren, is de onaangewezen generaalkampioen 1990 van het rayon Hilversum, Steven van Breemen.


Een paar voorbeelden? In het begin van de jaren '70 toog hij naar Hongarije om daar bij de geneticus professor Alfons Anker de beginse­len van de populatie genetica onder de knie te krijgen.

Hij publiceerde vervolgens over de voor hem verworven kennis en voor­spelde een nationale asduif te zullen gaan kweken. Voorspellen is één, het waarmaken is een ander chapiter. Steven van Breemen deed het:2e beste vitesseduif 1981 WHZB(NL77-990312) en 1e en 9e beste jonge duif 1987 WHZB (NL87-1725207 en NL87-1725217).

Hij bracht vervolgens het boek van professor Anker "a repülö ke­resztrejtvény" in bewerkte en vertaalde vorm op de markt. Een operatie die zeker niet iedereen gegeven is om tot een goed einde te brengen.

Voorts ontwikkelde hij zich als een ware globetrotter. Het ontdekken van vreemde culturen is een grote voorliefde van hem. Juist doordat hij zijn kennis van duiven en de duivensport nooit onder stoelen of banken heeft gestoken, heeft hij ook in het buitenland een zekere faam verworven. Daardoor kan hij regelmatig zijn beide passies op uitnodi­ging combineren.

Zijn laatste grensverleggende activiteit is het voor eigen gebruik ontwikkelen van een geautomatiseerde en volledig geïntegreerde duiven­administratie.

En hoewel het nog wel een jaar of twee zal duren voordat het zijn definitieve vorm heeft, leek het mij een aardig idee om aan de hand van Steven's brainstorm over deze duivenadmini­stratie U kennis te laten maken met een opmerkelijke kampioen in de duiven­sport.


EEN NIEUWE MARKT.

Onze, zich snel ontwikkelende, maatschappij verandert vooral onder invloed van de voortschrijdende automatisering en informatisering. Ook in de duivensport is sinds mensenheugenis behoefte aan het opslaan van informatie. Het veelvuldig in herdruk verschenen dagboek van Cor de Zeeuw zaliger is één van de oudste en bekendste vormen daarvan.

Naarmate de home- en personalcomputer meer en meer gemeengoed werden in de nederlandse gezinnen, waren er natuurlijk enkele ondernemende geesten die een nieuwe markt zagen: "de duivensport".

Op de laatste N.P.O.-manifestatie in Rosmalen waren er al een stuk of drie bedrijven die hun duivensportsoftware voor thuis gebruik aan de man probeerden te brengen. Die programma's gaan doorgaans niet verder dan het vervaardigen van, overigens goed ogende stambomen, het opslaan van wedvluchtgegevens en het produceren van hoklijsten.

Ook bij Steven van Breemen verscheen in de tachtiger jaren een p.c. in de huiskamer die -mede- voor duivensportdoeleinden aangewend ging worden. Hij maakte daarvoor gebruik van een programma van britse ori­gine. Steven bracht daar tot op heden de gegevens van zo'n 1500 duiven in onder.

Steven van Breemen is een man die de duivensport op een wat andere wijze beoefent dan de doorsnee liefhebber. Daar waar een ander goede duiven probeert te kweken om kampioen te worden, wordt Steven kampioen omdat hij betere duiven probeert te kweken. In dat kader concludeerde hij na enkele jaren dat het programma niet volledig vol­deed aan zijn inmiddels gegroeide behoeften. Bovendien deed het onvol­doende recht aan de mogelijkheden die een p.c. nu eenmaal biedt. De gehele wijze waarop Steven van Breemen zijn sport beoefent, is gericht op het op een beredeneerde wijze kweken van een betere sportduif. En bij een dergelijke doelstelling past eigenlijk alleen maar een geauto­matiseerd programma dat op maat is gemaakt.

Daarom ontwikkelt Steven samen met zijn vriend Hans van Grieken uit Bovenkerk, de helft van de succesvolle combinatie van Leeuwen-van Grie­ken (in 1990 onaangewezen generaal kampioen van de afdeling Am­sterdam!), een programma dat moet voldoen aan hun individuele wensen. Daar­bij levert Steven de ideeën en zorgt Hans voor de programmatische invulling ervan.

Het nieuwe programma levert net als de "klassieke" programma's nog steeds de mogelijkheid tot het samenstellen van stambomen en het op­slaan van wedvluchtgegevens. Ook is het mogelijk overzichten te produ­ceren. Maar daarbij gaat men wel verder dan "gewone" programma's. Naast de overzichten van doffers en duivinnen (=hoklijsten) hebben Steven en Hans zich de mogelijkheid geschapen overzichten te maken van bijvoorbeeld: kwekers en vliegers of van duiven met een bepaalde ei­genschap of kenmerk zoals bijvoorbeeld alle duiven met grijze ogen.

De spil van het programma is echter het rapport dat Steven aan iedere duif geeft. In dat rapport waardeert hij iedere duif op een aantal eigenschappen die Steven voor de kweek van belang acht.

Professor Anker bracht Steven bij wat de waarde van de verschillende eigenschappen in de kweek is, terwijl hij zegt van Piet de Weerd de fijne kneepjes te hebben geleerd als het gaat om het herkennen en waarderen van deze eigenschappen.


WAARNEMEN.

Toch maak ik bij dit laatste een kanttekening. Afgezien van het feit dat we lang niet altijd wetenschappelijk is vastgesteld òf en waarom iets goed of fout aan een duif is, is het waarnemings-vermogen van de mens beperkt en beïnvloedbaar.

Als U naar de 3 figuren van Luckiesch (1965) kijkt, zult U waarschijn­lijk, net als ik, tot de conclusie komen dat in de bovenste figuur de horizontale streepjes niet even lang zijn, in de middelste figuur de cirkel  niet rond is en in de onderste figuur de horizontale lijnen niet recht zijn. Ik daag U echter uit om met behulp van een liniaal uw bevindingen te controleren. Uw ogen bedriegen U!

Als het al niet meevalt om dergelijke eenvoudige figuren te beoordelen, hoe moeilijk moet het dan al niet zijn om bijvoorbeeld de kwali­teit van de spieren van een duif te beoordelen. Ik denk dat het gros der liefhebbers dezelfde duif in verschillende toestanden, zoals pie­per/bejaard, dagelijks losvliegend/vasthouder, tijdens ziekte of in topconditie, op even zoveel verschillende wijzen zullen waarderen.

Toch is Steven een liefhebber die er wel iets van kent. Beroemd zijn zijn uitslagen in de zeventiger jaren op de vitesse en de midfond. Ook heden ten dage is dat voor Steven nog geen gepasseerd station. Hij speelt zijn duiven tegenwoordig echter zoals hij dat noemt "safe".  Vroeger speelde hij ze veel scherper maar moest tot zijn spijt ervaren dat, wanneer de weersomstandigheden te wensen over lieten, hij uitste­kende duiven kwijt raakte. Tegenwoordig belt hij bij zulke verwachtin­gen op vrijdagmiddag vanaf zijn werk zijn vrouw om haar te vragen de duiven nog wat extra pinda's te geven. Hij accepteert dan ook dat zij bij thuiskomst een poosje blijven vliegen. Kennen we Steven tegenwoor­dig vooral als een jonge duivenspecialist, ook op de fond staat hij al jaren zijn mannetje. Zo scoorde hij in 1990 op nationaal St.Vincent rayon midden, met zes duiven mee, de volgende prijzen: 176, 1075, 1493, 1766 en 3459 tegen 19.353 duiven.

Maar dat terzijde want wij hadden het over het waarnemingsprobleem. Het is een probleem wat kennelijk door Steven van Breemen onderkent wordt. Om die reden waardeert hij zijn duiven ook nooit als jonge duif. Bij de selectie van de jonge duiven tellen dan ook primair de prestaties die zij geleverd hebben. In tweede instantie wordt dan nog eens naar de afstamming gekeken. Er is in het eerste levensjaar zo weinig van een duif te zeggen, dat het volgens Steven geen zin heeft om ze dan al te keuren op vliegtechnische eigenschappen. Het waarde­ren, of zo U wilt, het keuren, en selecteren doet hij als de duiven in winterrust zitten.

De hokken worden dan nog maar één maal per week schoon gemaakt. Dat gebeurt dan op zaterdagmorgen. Tenminste, als er geen duivenpieten op de stoep staan, want dan kan het wel eens gebeuren dat er een week­je wordt overgeslagen. In dit jaargetijde krijgen de duiven nog slec­hts één maal per twee dagen schoon drinken en worden zij één keer per dag gevoerd. Door zijn duiven aldus te verzorgen, houdt Steven niet alleen tijd voor andere zaken over, hij beproefd daarmee ook het natuurlijke weerstandsvermogen van de duiven en hij speculeert op extra motivatie en vorm bij de duiven als hij tijdens het vliegseizoen weer de puntjes op de i zet.

Doordat de duiven onder die winterse verzorging gemiddeld genomen in een ge­lijke conditie verkeren, wordt iedere duif zo objectief mogelijk ge­waardeerd. Let wel, ik schrijf "zo objectief mogelijk" en niet "ob­jec­tief". Steven van Breemen daarover: "Echt objectief ben je nooit. Doordat je je duiven eerst op latere leeftijd keurt, ken je voor een deel hun prestaties. Een ècht goede duif zul je altijd geneigd zijn hoger te waarderen".

Om die individuele rapporten van zijn duiven te objectiveren had Ste­ven een computerprogramma nodig dat meer bood dan hetgeen de "stan­daard" programma's doen en hetgeen zijn oude, handmatige boekhoudsys­teem deed. In het door hem en Hans van Grieken ontwikkelde programma is er in voorzien dat de wedvluchtprestaties van een duif doorberekend worden aan de voorouders.

Aldus krijgt iedere duif dus een waardering die gebaseerd is op haar individuele eigenschappen, haar vliegprestaties en haar kweekwaarde. Bij die individuele eigenschappen wordt onderscheid gemaakt naar lichamelijke kwaliteiten, geestelijke eigenschappen en vitaliteit.

Met een dergelijk systeem is het mogelijk de beste kweekduiven uit een populatie te halen. Of het ook werkt?

Ik vroeg Steven welke duif hij op dit moment als zijn beste kweekduif beschouwd. Zonder aarzeling noemde hij zijn "'68" (NL82-448368). Deze doffer won in 1985 het bondsconcours van de N.A.B.v.P. vanuit Chateau­roux. Hij heeft 3 eerste prijzen in groot verband op zijn conto staan en als het niet zo'n akelige binnenkomer was geweest, dan hadden het er wellicht nog een handvol meer kunnen zijn. Deze doffer nu, zo stelt Steven, is voor een belangrijk deel de voorvader van zijn huidige kolonie duiven.

Inmiddels heeft hij er tot in de 5e generatie eerste prijswinnaars uit gekweekt. Met die wetenschap vroeg ik Steven de computer aan te zetten en het apparaat uit te laten zoeken welke nu de beste kweekduif is. De doos waardeerde de "'68" als een beste kweker. Toch vond de computer nog één duif die volgens zijn gegevens beter was. Maar dat was dan ook de moeder van de "'68"!


"RAS".

De rapportages per duif stellen Steven in staat om per computer zijn duiven te koppelen. In het programma is daarvoor een aparte module opgenomen, waarmee de computer volgens de verwerkte informatie (data) voor iedere duif de meest geschikte partner opzoekt. De vraag rijst wellicht of dit een niet wat te klinische benadering van het kop­pel­vraagstuk is. Bij nadere overweging lijkt mij dit toch niet. Want het maakt uiteindelijk geen verschil of je plezier beleefd aan het in de winterdag eindeloos volschrijven van vellen papier in de hoop het koppel te vinden dat in het toekomende jaar dé gouden eieren voor je zal leggen, of dat je dat doet door het pionieren met een computer.

Het laatste heeft uiteindelijk wel als voordeel dat een machine zich niet laat leiden door menselijke gevoelens zoals vooroordelen en emo­ties. Een computer gaat uit van de feiten die je er in hebt gestopt.

Het is toch immers zo dat een duif die afstamt van wereldberoemde ouders, jongen kan geven die niet de gewenste kwaliteiten bezitten, terwijl een hokgenoot, afstammende van doodgewone "huis-, tuin- en keukenduiven", wèl in staat kan zijn om die broodnodige kwaliteiten door te geven! Roem en eer verdwijnt als sneeuw voor de zon bij het voortschrijden der tijd. Een liefhebber met een nuchtere kijk op de zaken houdt dit in het achterhoofd en een computer kan onder voorwaar­den een nuttig hulpmiddel daarbij zijn.

Om als bewaker van het duivenbestand sturing te kunnen geven aan even­tueel gewenste processen, is in de koppelmodule een keuze-mogelijkheid aangebracht. Zo kan Steven de computer opdracht geven koppels samen te stellen om een bepaalde afstandsgeschiktheid te ontwikkelen of te onderhouden. Ook kan hij op die manier koppels samen stellen tussen rassen waarvan in het verleden de combinatie op het hok van Breemen is gebleken.

De oorsprong van de kolonie van Steven wordt gevonden bij  de beroemde "Klare" van Desmet Matthijs uit Nokere. Steven heeft in het verleden kans gezien om een aantal kleinkinderen van deze geweldenaar aan te schaffen. De populatie die hij daarmee vormde, trachtte hij te verede­len met duiven van diverse andere rassen. De meest geslaagde kruisin­gen deed hij met duiven van het ras van de Gebroeders Janssen uit Arendonk, die hij overigens steeds uit verschillende milieus haalde.

Evenals ik hierboven, gebruikt ook de computer de term "ras". Omdat die term een mate van zuiverheid veronderstelt die -in mijn ogen-  in de onze huidige duivensport een utopie is, vroeg ik Steven naar het waarom van het gebruik van die term.

"Ik geef niets om grote namen. Waar het om gaat is goede duiven. Wij gebruikten de term "ras" omdat het beestje voor de computer een naam moet hebben, maar wij bedoelen lijnen, families. Vroeger ging ik naar een hok met naam en kocht dan meerdere duiven om mijn kans op succes te vergroten. Omdat ik in de loop der tijd een duif beter heb leren beoordelen, is een "ras" voor mij niet meer belangrijk en kan ik mij beperken tot het kopen van een duif waar ik mijn zinnen op heb gezet".

Aldus Steven van Breemen, die vervolgde met de volgende illustratieve anekdote: "Zo kocht ik op de verkoop van ene Riesen uit Lippenhuizen in Friesland zeven duiven. Van deze duiven heb ik er één weggegeven. Met de resterende zes duiven vormde ik drie kweekkoppels waar ik ont­zettend veel succes mee heb. Hoe kwam ik er nu bij om bij een betrek­kelijk onbekende liefhebber duiven te kopen? Wel, als jongen ging ik jaren geleden met Ton Bollebakker op de bromfiets naar de Gebroeders Willequet in Kwaremont (België). Daar zaten in die tijd de echte "Sti­chtelbout"-duiven, die toen een geweldige indruk op mij maakten. Toen ik de duiven van die Riesen onder ogen kreeg, was het net of ik de duiven van de gebroeders Willequet van jaren geleden op mijn netvlies geprojecteerd kreeg. Ik voelde dat het goeie waren en daarom kocht ik ze".


DATA VERZAMELEN.

Steven van Breemen is er van overtuigd dat de computer  een belangrij­ke schakel zal vormen in zijn streven naar nog betere duiven te kweken dan hij al heeft. Bij die ontwikkeling is het teneinde de computer bij het koppelen zo juist mogelijk zijn werk te laten doen van belang om van ieder gevormd koppel zo veel mogelijk data te verzamelen. Om die reden heeft hij veel kweekkoppels, wordt er veel gekweekt en wordt er met alle jonge duiven veel gespeeld. Mede daar­door heeft hij zich ontwikkeld tot een echte jonge duiven specialist.

Hij kweekt jaarlijks zo'n 200 jonge duiven voor eigen gebruik, die vanaf het spenen tot drie weken voor de eerste vlucht, verduisterd worden. Vervolgens worden die jonge duiven goeddeels op nest gespeeld. Het is al eerder in dit blad betoogd dat de winst van dit systeem vooral zit in het feit dat deze duiven volledig bepluimd het op de laatste jonge duivenvluchten moeten opnemen tegen hun "kale" concur­renten. Duiven die als jong hard vliegen, zijn bij Steven dikwijls ook als oude duiven zijn beste. Hij is echter wel van mening dat de dui­ven, wanneer zij als jong zo op het scherpst van de snede worden ge­speeld, als vliegduif twee jaar minder lang mee gaan.

Ook bij Steven van Breemen leidt dit systeem jaarlijks tot uitslagen die je eigenlijk niet voor mogelijk houdt. Ik som voor U de successen op op de jaarlijkse derby Orleans rayon 8. Niet omdat daarop altijd de beste uitslagen werden behaald, maar eenvoudig weg omdat dat de vlucht is die het gros der liefhebbers het meeste aanspreekt.

1987:   27, 54, 59, 86, enz. tegen 26.984 duiven;

1988:   2, 12, 23, 61, 111, 114, 134, 141, enz. tegen 28.542 duiven (117 mee, 45 prijzen);

1989:   5, 8, 9, 11, 12, 14, 16, 17, 18, 22, 24, 38, 79, 82, 84, 86, 102, 106, 114, 126, 130, enz. tegen 23.546 duiven (113 mee, 53 prijzen.)

Bij deze paternosteruitslagen moet nog worden aangetekend dat het binnenkomen van de jonge duiven van Steven een crime is. Voor 1990 was hij echter te rade gegaan bij wat je zou kunnen  noemen, de oos­terse duivensportcultuur. Naar Bangkoks voorbeeld is Steven bij thuis­komst van de jonge duiven met een lange bamboestok te vinden op het dak van het hok. Een­maal daaraan gewend laten de duiven zich eenvoudig naar binnen drijven waar zijn vrouw Anneke klaar staat om de duiven te klok­ken.

Ondanks deze nieuwe dressuur ging het in 1990 in het tropische weekend van 4 augustus helemaal mis. Steven had voor de vlucht van die dag vanuit St. Quentin (297 km.) 111 duiven ingekorfd. Van deze duiven kwamen er vijf redelijk kort achter elkaar thuis en die zijn dan ook allen in de kop van de uitslag van het rayon Hilversum te vinden (5, 9, 11, 12, enz. tegen 1393 duiven). Daarna verliepen de aankomsten, zoals vrijwel overal elders, uiterst traag. Resultaat van een warm weekend: behoor­lijke verliezen en op een hand vol na alle nesten ver­broken. Op de nationale derby Orleans ging het in 1990 dan ook een stuk minder als de jaren ervoor: 289, 295, 689, 870, enz. tegen 19.969 duiven (57 duiven mee, 16 prijzen.)

Overigens is Steven van mening dat hier een taak had gelegen voor de N.P.O.. Die had, met het weerbericht in het achterhoofd, en al dan niet via de F.C.I., moeten putten uit de ervaringen op het gebied van vervoer en verzorging tijdens dat vervoer bij zusterorganisaties in het verre Oosten. Daar worden bij tropische temperaturen vluchten georganiseerd die een regelmatig verloop kennen. Hoewel de duiven daar wellicht beter geacclimatiseerd zijn, hadden de tips van onze  verre sportvrienden misschien toch waardevol kunnen zijn.

Wanneer U nu denkt dat het Steven zeer spijt dat een groot deel van een veel belovend jonge duivenseizoen op de wijze naar de vaantjes is gegaan, dan heeft U het mis. Althans als het gaat om de kampioenschap­pen, want Steven houdt nu eenmaal op een wat andere wijze duiven als de doorsnee liefhebber. Wel gaat het hem zeer aan het hart dat hij nu veel informatie moet missen over zijn jonge duiven en dus over zijn kweekkoppels. Die informatie had hij broodnodig voor zijn geautomati­seerd systeem. Nu wordt één slecht seizoen er bij het voortschrijden der jaren wel uit gemiddeld, maar voor de korte termijn acht hij die informatie eigenlijk onontbeerlijk.


DNA-FINGERPRINTS.

Iedere ongelovige Thomas zal zich afvragen of hetgeen hierboven is be­schreven kan werken. Of het leidt tot een betere wedstrijdduif? Aanne­melijk is dat, indien en zodra het programma volledig operationeel is en mits er zo volledig en consequent als moge­lijk mee gewerkt wordt en wanneer er over voldoende data kan worden beschikt, het op termijn zeker een bijdrage kan leveren. Of die bijdrage groot zal zijn en of het hèt antwoord is waarop wij als postduivenkwekers zitten te wach­ten, daarover kun je, in de huidige vorm van het systeem, je twijfels hebben. Die twijfels komen dan voort uit de gebrekkige wetenschappe­lijke onderbouwing van onze kennis over de wedstrijdtechnische kwali­teiten van de postduif en het beperkte vermogen van de mens om zaken waar te nemen. Het idee op zich heeft wel waarde, maar er is waar­schijnlijk meer nodig is om echte stappen vooruit te maken.

Zoals bijvoorbeeld het wetenschappelijk onderzoek naar en het gebruik van "DNA-fingerprints". Science fiction denkt U? Wellicht, maar ik ben daar toch niet zo zeker van. Van de veterinair adviseur van de N.P.O., drs J. van der Sluis, vernam ik dat het thans mogelijk is om aan de hand van die "DNA-fingerprints" te achterhalen wie de ouders van een duif zijn. Stamboomfraude kan nu dus op een effectieve manier bestre­den worden.

De volgende stap is het onderzoeken van welke genen verantwoordelijk zijn voor het feit dat de ene duif eerder thuis komt dan de andere. Kwestie van tijd en veel geld, heel veel geld.

Tot het zover is, en dat kan nog wel even duren, is het alternatief van Steven van Breemen best interessant om te ontwikkelen. Steven gelooft in het systeem. Het geeft een extra dimensie aan de vreugde die hij aan zijn hobby be­leefd. En wat nog veel belangrijker is: Ste­ven gelooft in zich zelf!

In de geschiedenis zijn er tal van grote onderzoekers en ondekkers geweest, waarvan de gôe gemeente zich af vroeg of de brave man ze in zijn bovenkamer wel allemaal op een rijtje had, totdat het belang van de ontdekking of uitvinding werd onderkend.

Zo'n vaart zal het met de bovenkamer van Steven niet lopen. De wereld evolueert en de duivensport moet daarin mee als zij haar aantrekkings­kracht op de mens wil blijven behouden. Persoonlijkheden als Steven van Breemen zullen daarin een belangrijke rol spelen. En al mocht in de toekomst blijken dat Steven's brainstorm niet de weg is die wij zoe­ken, dan nog staat het voor mij als een paal boven water vast dat het een belangrijke bijdrage, misschien wel een onmis­bare schakel, zal zijn naar een betere wedstrijdduif.