Jullie zaten zaterdag toch op Etampes, informeert Henk van Chaam en "hoe heb je gepakt?" "In de Kring begin ik met 1 en 2 en waarschijnlijk ook nog 4 en 5 en 28 van de 39 erin. Als je daar helemaal naar toe leeft en het lukt ook nog, dan is dat wel een lekker gevoel", antwoord ik. "Dat is zeker. Waarom schrijf jij als één van Nederlands beste dagfondspelers niet eens een artikel voor de lezers van de Vredesduif", vraagt Henk. Ja, waarom ook eigenlijk niet?
De moderne eendaagse fondduiven, hoe zien ze eruit?
Bij een artikel zoals dit moet je bij het begin beginnen. Als je op een bepaald onderdeel wilt uitblinken, moet je er het juiste materiaal voor hebben. Moet je onderzoeken hoe die duiven eruit zien en moet je daar ook naar selekteren. Als je eendaagse fondvluchten winnend wil afsluiten zul je duiven moeten hebben die 475-750km in één sprint kunnen afleggen. Dat is de eis! Dat betekent wel een komplete duif zonder gebreken! Je moet beginnen met ijzersterke duiven. Duiven met een onwrikbaar frame. Dat is de aanhechtingsplaats voor vooral soepele spieren. Zitten de spieren verankerd aan een zwak frame geeft dat beperkingen bij 700km, warm weer en wind op de kop. Het frame begint te kraken, de spieren willen nog wel, maar het gaat niet meer. Heb je dat bereikt dan moet je er een onbuigzaam karakter aan toe voegen. Ze moeten bereid zijn om te vechten om kost wat kost thuis te komen. Van het begin tot het eind. Dan moet de cocktail verder op smaak gebracht worden met snelheid en intelligentie. Dat betekent dat een vleugje Janssen ononbeerlijk is: de dagfondduif moet namelijk ook een vitessevlucht winnend kunnen afsluiten! Een broodnodig onderdeel voor een atleet om op de middenafstand te kunnen excelleren is de zuurstofvoorziening. Mijn soort duif is dus voorzien van een brede borstkas met daarin een stel grote longen. Het probleem van ietwat uit balans liggen heb ik opgelost door er een korte voorarm op te zetten. Dit heft de duif tijdens het vliegen wat omhoog. Vooral bij kopwind levert dit voordeel op. Bij snelheden boven de 1600 mpm levert dit nadelen op, doch er zullen niet veel dagfondvluchten gestreden worden met zulke snelheden. Dit is het type duif wat bij mij overheerst op het hok. Bedenk wel dat op welk niveau je wilt overheersen dit steeds komt door een bepaald type duif en anders niets!
Ze moeten vroegrijp zijn als jonge duif.
Van origine ben ik meer een kweker dan een vlieger. Ik speel met veel jonge duiven. Daarom heb ik ook een methode uitgedokterd, zodat ik het eerste jaar zonder al te veel fouten te maken kan selekteren op de jonge garde. De norm is 4 of 5 echte kopprijzen of 6 of meer prijzen op 9 maal zetten. De hele handel gaat naar Orleans, voor mij 535km. Dat heeft een type duif opgeleverd wat vroegrijp is, van alle markten thuis en een keer ervaring heeft opgedaan met méér dan een nacht mand.
Verduisteren? Ja, maar niet te lang doorgevoerd!
Bij mij wordt verduisterd tot en met de eerste week van juli. Het dak van mijn jonge duivenhok bestaat geheel uit plastic plaat. Dit heeft tot gevolg dat zodra de zon vrij toegang tot het hok heeft, de rui in een versnelling terecht komt. Tot eind augustus kan ik het net redden met het spel. Dan valt de rui in. Ik stop met spelen, de geslachten worden gescheiden en de eerste selektie puur op de prestaties vindt plaats. Graag zie ik dat de jongen een tweede maal hun dek vernieuwen. De ervaring heeft me namelijk geleerd dat deze jongen als jaarling heel laat in de rui vallen en dat levert weer voordeel op. 's-Winters, begin december, als de rui geheel achter de rug is, vindt de tweede selektie volgens de door mij opgestelde normen plaats. Voorwaarde is echter wel dat de training goed is afgebouwd. Duiven in volle vorm voelen allemaal hetzelfde aan en dan maak je fouten.
De winter is rust.
Vanaf de eerste week van november tot de eerste eieren in het nest liggen in februari komen er bij mij geen duiven buiten. Half december worden de jonge doffers jaarlingen en mogen ze een bak kiezen op het weduwnaarshok. Ik houd van doffers die snel hun keuze gemaakt hebben. De oude doffers storen hen niet in hun keuze. Die verblijven tot aan het koppelen op het jonge duivenhok. Jaarlingen die maar op de vloer blijven zitten, worden subiet verwijderd. Ik houd van duiven met een sterke psyche. Het moeten echte persoonlijkheden zijn!
Het koppelen.
Dat doe ik wanneer het mij uit komt. Vaak bij wat zachter weer eind januari of begin februari. Ik kweek niet van ze. Het belangrijkste vind ik dat ze van de duivin houden die ik ze geef! Ik zal ze er dan ook vast geen een opdringen! De eerste week na het koppelen is voor mij de rottigste tijd. Je moet geweldig oppassen dat ze elkaar niet zodanig psychologisch of lichamelijk verwonden dat ze verder het gehele jaar uitgeschakeld zijn. Je hebt er doffers bij die louter en alleen voor het plezier bij de buren uit vechten gaan! Dat moet gelijk de kop worden ingedrukt! Vechtende doffers kunnen alleen winnen als ze zich schrap kunnen zetten. Ik heb daar iets op gevonden wat zeer goed helpt. Ik bind ze met een touwtje de poten zodanig aan elkaar dat ze kunnen lopen, maar zich niet meer schrap kunnen zetten. Het vechten laten ze dan verder gelijk achterwege!
De eerste trainingen.
Als de eerste eieren in de schotels liggen wordt de hele handel overgewend en als dat achter de rug is gaat onmiddellijk de zweep erover! Het luie vet moet eraf! 's-Morgens om 9 uur gaan de doffers eruit en 's-middags om half twee de duivinnen. Zodra de jongen één week oud zijn, komt er nog een extra training bij: om 16 uur gaat alles er nogmaals uit. De duiven krijgen volop voer en het spul moet telkens met gemak één uur in de lucht staan. Als de jongen twee weken zijn vervalt de training van half twee.
Zodra het helder weer is: de baan op!
Trainen rond het hok betekent nog niet dat ze volop gas geven. Het is belangrijk dat ze zich snel het vluchttempo weer eigen maken! Met het lossen neem ik zo weinig mogelijk risico. Alles gaat tegelijk los. Vaak komt er een te laat thuis. Dat is meteen de eerste afvaller. Zulke krijg je toch niet aan de gang en zul je simpel verspelen zodra het enigzins moeilijk wordt. Verwijderen dus. In de maand maart moeten ze een keer of 10 mand gehad hebben. Ik heb ervaren dat ze daar de eerste drie vluchten voordeel van hebben. Liefhebbers die weinig of niet opleren komen er de eerste weken gewoonweg niet aan te pas. Ik bedoel niet dat ze geen vroege duif pakken, maar dat ze geen echte uitslagen maken. Deze aangebrachte scherpte betekent dat ik ze de eerste weken met weinig of niet hoef te motiveren! De dip na 4, 5 weken spel stel je zo uit!
Begin april al op weduwschap!
Ja u hoort het goed. Bedenk dat ik ieder jaar minimaal 35 jaarlingen heb op een totaal van 45 stuks. Jong en gemakkelijk zenuwachtig vanwege een nieuw systeem. Dat vergt gewenning en dat moet je heel geleidelijk aan doen. Oppassen voor stress dus. Na een weekje broeden worden de eieren weggehaald en 's-anderendaags de duivinnen. Dat is 2 weken voor de eerste vlucht. De trainingen gebeuren voorzichtig om ze vooral niet op stang te jagen. Als je niet oppast verschieten ze door zenuwachtig uren te blijven vliegen al hun kruid. Laat ze uitvliegen en probeer alles gelijk binnen te halen. Het voeren geschiedt in de gezamenlijke voerbak. Ik ga ertussen zitten, babbel wat met ze en observeer of alles naar wens gaat.
De eerste vlucht staat voor de deur.
Op donderdagavond na de training en na het afvoeren krijgen ze hun duivin en worden ze een 10-tal kilometers gelapt. Ze moeten bij thuiskomst gelijk hun bak instuiven. Dan is het goed. Soms blijft er een met zijn volle buik een poos rond-klappen die het nog niet snapt. Doet hij dat nog eens bij thuiskomst van een vlucht, dan heeft hij geen plaats meer in het team. De avond van inkorven laat ik de duivinnen los, zet het weduwnaarshok open en ga op mijn gemak eten. Wat ze alle-maal uitspoken zal me een rotzorg zijn! Het zaakje moet dan wel wakker geschud zijn. Het uurtje vrijen heeft ze rustig gemaakt en zo gaan ze er voor het eerst tegenaan.
Nu zijn ze weduwnaar!
Ze moeten het systeem kennen en vast op de bak zijn. De schrikkerigheid is eraf en de trainingen kunnen stap voor stap aangescherpt worden. Aan het eind van de week moeten ze een uur in de lucht staan. Dan is het goed. De vorm is er dan nog niet, de konditie wel en dat is de basis van een goed vertrek voor het hele seizoen. De vorm komt dan vanzelf als het warmer wordt. In het begin van de week rustig aan op de gerstbak met open hok. Verderop in de week op Super M van Mariman drie kwartier trainen, één kwartier rotzooien rond of in het hok en dan worden ze er weer uitgeknikkerd. Na een kwartiertje worden ze binnengeroepen en afgevoerd.
Het spelsysteem de eerste weken.
Of u het geloven wilt of niet: heel simpel! De tweede week draai ik nog de schotel om en de 3e, 4e en 5e week niet eens meer. Ik probeer min of meer door géén motivatie vooraf de superprestaties wat af te remmen. Vaak lukt dat niet eens goed. Dit jaar beter, maar door het lange koude voorjaar hoefde daar geen moeite voor gedaan te worden. Wel mogen de doffers hun duivin na de vlucht urenlang houden. Als ze thuiskomen ligt er snoep en lessen ze hun dorst. Als ze er allemaal zijn mogen bij hun duivin. Wanneer ik na de club ga met de klokken mogen ze allemaal los op het hok. De beloning moet er wel naar zijn! Ja, de motivatie is bij mij achteraf! Na het avondeten worden de duivinnen weggehaald en tijdens de zondagochtendtraining worden pas de schotels weer omgedraaid. Na enkele weken weten ze wat er op ze wacht na de vlucht en dan zijn ze klaar voor het grote werk!
De eerste echte motivatie vooraf.
Rond 20 mei is de eerste dagfondvlucht: Etampes. Dan moeten ze er staan! Hoop ik althans. En als het lukt is daar genoegdoening over. Bij mij nooit te lang, want ik ben al snel met mijn gedachten bij de volgende vlucht. Hoe was de vlucht? Hoe kwamen ze thuis, hebben ze op hun donder gehad? Hoe trainen ze de volgende ochtend? Ik leef dag voor dag naar het inkorven toe. Tijdens het dagfondseizoen speel ik eens in de twee weken. Die het niet kan of er niet klaar voor is blijft thuis. Donderdagmorgen gaan ze eruit voor de ochtendtraining en krijgen géén eten. Donderdagmiddag snipper ik en gooi ik de doffers om half twee buiten. Na een uur draai ik de schotels om, zet de klep/wen op half en gooi de duivinnen ook buiten. Dat is plezier! Althans de doffers zien het zo. De duivinnen stuiven het hok in want ze weten dat er daar voer voor ze klaar staat. En de doffers er als een speer achteraan. Tot vier uur mag hun liefdesspel duren. Dan worden de duivinnen weggehaald en de schotels omgedraaid. Om vijf uur voer ik af en een uur later stop ik ze in de mand. En dan stijgt de spanning richting zaterdag. Zouden ze goed zijn? Gaan ze op tijd los? Hoe komen ze af? Dan belt mijn maatje Hans van Grieken uit Aalsmeer: de eerste ligt op 25. De onzen zijn drie kwartier later los. Op 10 over moeten ze er zijn. De spanning stijgt met de minuut.... En precies om 10 over hangt de "334" boven het hok. Meteen erbovenop de "404". Het zijn de eerste twee duiven in de regio. En dan is er de voldoening die je van de spanning verlost!
Eén week rust, wat nu?
Ik heb voor specialisatie gekozen en probeer mijn duiven eens in de twee weken als een team naar een grote vlucht te bren-gen. Zo'n week rust moet je nuttig besteden. Op en neer gaan met de voermethode. Kijken hoe ze erop reageren. Een krummel meer voer en ze moeten de neus voor de roepende baas ophalen. Dan zijn ze zoals ze wezen moeten! In zo'n extra week heb je ook meteen de gelegenheid een kuur door te zetten die je normaal uit je hoofd zou zetten. Bij mij krijgen ze dan een flinke geelkuur. Na 7 weken spel is dat echt wel nodig. Als een duif 500km voor de kiezen krijgt, mag er niets aan mankeren. Anders staat u voor Jan met de korte achternaam te kijken! U zit geheid een half uur na de eerste duif en het hele spul zit gelijk uit vorm! Op de vrije zaterdag worden ze 60 km gelapt en thuis wacht hun de duivin. Ze moeten er dan echt aan sleuren en tempo maken. Dat zie je als je alles gelijk lost en ze komen in groepjes thuis. Die er alleen achteraan komen zetten, zet daar maar een vraagteken bij!
Als je niets doet komt half juni de dip.
Ze komen niet zoals ze moeten. Te weinig kop. Te weinig prijzen. Een paar achterblijvers. De ploeg zit in een dip! De tweede dagfondvlucht loopt alles nog op rolletjes. De derde wordt link als je er niets aan doet. De doffers zijn zo langzamerhand aan het systeem gewend geraakt. Ze worden wat rustiger en zeggen niets terug als je tegen ze praat. Ik heb daar iets op gevonden. Het heeft met het opnieuw indelen van het territorium te maken. De doffers worden erdoor wakker geschud. De zondagochtend na de 2e dagfondvlucht verander ik het hele interieur van mijn weduwnaarshokken. Nu wordt het oppassen geblazen. Gevechten breken uit. Doffers die stilletjes in hun bak zitten veranderen in moordenaars. Na een dag kent ieder zijn plaats weer en ik kan met de nieuwe motivatie weer een maand vooruit voor de volgende dip komt en dan is juist het seizoen ten einde.
Het voeren.
Goed voeren is een kunst. Je moet het doen met je ogen open. Laat in principe de duiven zelf bepalen wat goed voor ze is. Dit jaar is het lang koud geweest. Je kunt ze dan niet krap houden. Laatst belde er iemand die zei dat zijn doffers de ingezaaide mais verderop in het land aan het oppeuzelen waren geslagen. Zo uit het hok het land op. Meneer ze trainen niet meer. Hij voerde al jaren met de lepel. Ik heb hem gezegd de lepel op te bergen tot het weer warm is en volle bak te geven. De duiven vertellen het u, maar u moet het wel willen zien! In het begin van het seizoen voer ik vrij licht, maar wel genoeg. Ik houd ze graag, maar na een moeilijke vlucht durf ik direkt zwaar te voeren. Als je het niet doet zijn ze weken van hun juiste apropos. In de tweede helft van het seizoen voer ik zwaarder, maar steeds met mijn ogen! Ik durf eens bijna niets te geven als ik ze roep en ze nemen me in de maling. Ik weet dan dat ze de volgende keer volop eten. Voer ze licht, voer ze anders en varieer eens. Houdt ze aan het eten, dat is de kunst!
Medicijnen.
Heb ik niet gestudeerd Piet, Kees, Hans en Pim. Noch worden er geheime brouwseltjes gestookt en aangelengd in de kelder van de Universiteit waar ik werk. Als dat zo was dan vlogen alle dierenartsen hard, maar dat is niet zo dus ligt het anders. Goed spelen is een zaak van vooral goede duiven, een uitgebalanceerde methode, een goed hok en gezonde duiven. Buiten het seizoen wordt er niet gerommeld met pilletjes of poeiertjes. Twee weken voor het seizoen krijgen ze één week lang een geelkuur(Emtryl), die herhaald wordt tegen eind mei en eind juni, maar dan 3 á 4 dagen lang. Vitamines gebruik ik met mate want ze gaan er snel van in de rui als je niet oppast. En duiven die eens in de twee weken gespeeld worden moeten hun dagelijkse portie vitamines in alle rust uit het voer kunnen halen. Op vitamine C na dan. Daar krijgen ze wel eens snuifje extra van in het water. Thee is goed dus ook voor mijn kleppers: elke zondag. Verder krijgen ze "iets" om het bloed dun te houden, een voordeel bij warm weer. Duiven met dik bloed presteren niet dat vertelden ze me al snel in Thailand. En ik geef ze "iets" wat helpt bij het snel omzetten van vetten in bloedsuikers. Wat de tank onderweg helpt vullen zonder dat daarbij energie verloren gaat. Dus er is toch iets. Ja, ja. Maar het is gewoon in de winkel te koop. Wat? Hm, hm ......
Het hok.
Is heel belangrijk. Het is een onmisbare schakel in de relatie Hok-Melker-Duiven. Het hok moet gemakkelijk de zon in zich opnemen. Zodoende de warmte tot laat in de avond aan het hok af staan. De afkoeling moet een niet te groot verval kennen. Ik houd van veel licht. Licht is leven! Het doet de duiven opfleuren als de zon tot in de bakken kan. Houdt ze daarom niet teveel in het donker! Ga overdag eens het hok in. "Proef" de lucht dan. Het moet steeds fris aanvoelen in je eigen luchtwegen. Zuurstof is heel belangrijk voor het prestatievermogen. Manipuleer je verluchting dus zo dat het altijd fris, warm en tochtvrij tegelijkertijd is. Géén tocht is géén problemen met de luchtwegen! Warmte is vorm! Veel zuurstof in het bloed maakt dat ze presteren. Als ze kunnen.
De dagfondkampioenschappen van de N.P.O.
Er zijn nogal wat Rayons. In grootte. In de breedte. En in de lengte. Sommige vluchtprogramma's op de dagfond beginnen half mei. Als er nog veel staartwind is. Stoppen in het eerste weekend van juli. Anderen houden eind juli pas op. Middenin de vaak warme periode. De N.P.O. gooit dan de hoogste puntenaantallen bijeen, sorteert ze uit en dan heb je de beste. Maar ben je de beste dan wel? Ik zit in een Rayon wat loopt van Hank tot Hilversum in het noordwesten, dan naar Putten in het noorden en vervolgens naar Arnhem in het oosten en Nijmegen. Een groot, breed en diep Rayon. Als je vier keer een andere wind hebt, vallen vier keer de duiven in een andere hoek. Het gemiddelde punten aantal ligt bij ons vaak lager dan elders. Begrijpelijk. De huidige formule maakt dat de liefhebbers uitgekiend aan het spelen gaan. Dat gaat ten koste van de deelname. Wij spelen met M, R en E samen in Rayon 5. Bij ons worden telkens in M méér duiven gezet dan er in totaal voor Rayon 5 gezet worden. Dat is jammer en doet afbreuk aan het aangezicht van de concoursen. Want dat zijn de duivenaantallen! Ik weet dat de N.P.O. zich beraamt op een nieuwe formule. Ik denk dat elke prijs individueel, de kopprijzen en het prijspercentage, gewaardeerd moeten worden. Basisidee "Fondspiegel" dus. Deel de kleintjes bij de kleintjes in en de groten bij de groten, de grote duivenaantallen zullen terugkomen en je hebt weer concoursen waar je trots op kunt zijn!
De verzorging op weg naar de losplaats.
Daar hapert zo hier en daar nogal eens wat aan! Er zullen mensen van hun stoel opveren en naar de telefoon lopen. Laat ze eerst eens doorlezen, want ik weet dat ik gelijk heb! Het probleem is enerzijds menselijk en anderzijds het rijtijdenbesluit. De dagfond volgens mij is in te delen in twee groepen: a. Etampes & Orleans, b. Bourges, Montlucon en Chateauroux. Van groep a. komen de duiven alle jaren probleemloos en zonder gewichtsverlies naar huis. Van de vluchten van groep b. kan dat niet gezegd worden.
Dorstig, licht van gewicht, vaak met wier aan de poten.
Hoe komt dat?
Rond 23.00 uur vertrekt men met een nieuwe tachograafkaart richting Frankrijk. Na 8 uur rijden MOET men stoppen. 8 uur lang. Dat is rond 7.00 uur in de buurt van Parijs. Etenstijd voor chauffeur en convoyeur. Tussen 17 en 18 uur is men dan in Etampes/Orleans. De duiven worden dan op de tijd gevoerd zoals ze thuis gewend zijn. En: eten. Het is ook etenstijd voor de mens. Alles komt goed uit.
Maar nu de vluchten boven Orleans. Daar is men langer voor onderweg. Daar is men pas 's-avonds. De mens stopt om 18.00 voor zijn natje en droogje. Als de volgende ochtend om 7.00 uur gelost kan worden moet men wel om 23.00 uur in Montlucon zijn om gelijk na de lossing naar huis te mogen. Het rijtijdenbesluit is er om opgevolgd te worden nietwaar? Wat gebeurt er nu dat alle tijden op elkaar passen? De duiven worden voor het laatst verzorgd tussen 7.00 en 15.00 uur. Op een tijdstip dat ze thuis niet eten. Ze eten dus niet al teveel en dat geldt ook voor het drinken. Het restant van het voer ligt door de mand te rollen door de mest en wordt niet graag meer opge-pikt. Het water wordt onder het rijden door voor het meest uit de waterbakken geschud.
Verliezen duiven die weinig eten geen gewicht?
Gaan duiven die dorst hebben onderweg niet naar beneden om te drinken en krijgen soms zo wier aan de poten? Na herhaaldelijk aandringen(het ging al jaren zo en dus ging het goed) werd er de laatste Chateauroux vorig jaar bij ons in de afdeling om 18.00 gestopt om te voeren en drinken te geven. De duiven kwamen ondanks afstand en hitte fantastisch naar huis en stonden de andere morgen alweer als stippen aan de lucht. Het deed me tot een experiment besluiten. Na 5 dagen stak ik ze weer in de mand voor Chantilly 390km. Weer warm en kopwind. Mijn 4e duif van Chateauroux vloog de 1e met 8 minu-ten los vooruit. Stelling bewezen heren convoyeurs en lossingsverantwoordelijken ??? Gewoon eens proberen en zien!
Doordenkertjes.
Die zitten er nogal wat in dit artikel. Maar dat geeft niet. De mens is van nature een onderzoeker. Het bemerken van noviteiten en vooruitgang heeft hem steeds plezier gedaan. Ik kan toch moeilijk mijn methodes zo open neerpennen terwijl mijn konkurrenten over mijn schouders meekijken? Ze hebben het mij ook nooit rechtuit verteld. Het kijken, doen, vergelijken en tenslotte het verbeteren en vernieuwen hebben mij het echte genoegen en plezier in de duivensport verschaft. Daarom: de oplossingen zitten tussen de regels verborgen! Probeer de verschillen tussen uw en mijn methode maar eens uit!