Nadat de krant bij de lezers in de bus is gevallen, komen er naar aanleiding van mijn voorwoord veel reacties van geschrokken lezers binnen uit de hele wereld. De meeste heb ik persoonlijk beantwoord, maar die mensen die nog geen bericht terug hebben ontvangen bedank ik bij deze voor het proberen om mij toch een welgemeend hart onder de riem te steken. Maar alleen als er wezenlijk iets verandert op duiven welzijnsvlak in mijn afdeling dan pas korf ik weer duiven in. En zoals verderop in deze aflevering te lezen zal zijn is dat denkelijk nog ver weg.

Wat ik jammer vind is dat er bijna geen medestanders blijken te zijn die voor hun sport durven op te komen. Wel zoals iedereen, waarschijnlijk, toch (??), thuis alles doet wat in hun macht ligt om de duiven alles te bezorgen en dat bijna niets hun te gek is. Dat dus eigenlijk niemand geinteresseerd is wat er met hun duiven gebeurt tussen het moment van inkorven en het moment van lossen. Dat kan er bij mij niet in. Kunt u dat begrijpen?? Waarschijnlijk wel. Maar ik in de verste verten niet.

In stilte hoop ik nog steeds dat ik het mis heb en dat wat ik waarneem een andere oorzaak heeft. Ik klop bij mensen aan die vanuit een ander klimaat andere ervaringen hebben: Dr. Colin Walker uit Australie, Dr. Wim Peeters uit Zuid Africa, Dr. Gordon Chalmers uit Canada, Bob Rowland uit Florida en tenslotte nog bij Dr. Henk de Weerd uit Breda. Allen zijn er zeker van dat er geen ziekte ten grondslag kan liggen aan het feit dat duiven uitgedroogd thuis komen. Zoveel gewicht kwijt zijn en toch de andere dag weer helemaal het mannetje zijn. Allen zijn ervan overtuigd dat er tussen inkorven en lossen iets heel wezenlijks fout wordt gedaan. Hoe krijg je dat om. Dat is de honderdduizend gulden vraag. Wie durft hem te beantwoorden?

In en rond mijn hok gaan de normale werkzaamheden door en worden de duiven voorbereid als zouden ze normaal donderdag weer op pad gaan naar Bourges. De doffers staan er buitengewoon goed op en breken rond het hok de boel af. Maar ja ze hebben dan ook al enkele weken niets bijzonders te doen gehad.

Woensdag 12 juni 2002.

Frans Kuipers mailt:

“Mijn doffers waren vorige week - gedurende de week - tiptop in orde. Bol en op spanning. Mooi gekleurd vlees met doorlopende bloedadertjes. Zie ik graag. Ik liet ze donderdagmorgen om 7 uur los en ze vertrokken hemelshoog uit het oog om pas 2 uur later weer terug te keren. Mooi zou je zeggen. Ik heb ze weinig vol voer gevoerd omdat ze op vrijdag ingemand moesten worden. Donderdagavond bij het afvoeren vallen ze als stieren op de voerbak en vreten zich helemaal vol. Mooi zou je zeggen. Ik pakte er nadien enkele op en voelde dat de spieren hard en afgeslankt waren. Net zoals ze voelen na een pittige wedvlucht. Ik heb ze flink wat pinda’s na gevoerd. Ik maakte me zorgen voor de komende vlucht. En terecht. Ik had gelukkig een hele goede ingetrainde duivin mee en mijn allerbeste 501. Ik had ze 1 en 2 staan. Deze twee duiven hebben mij gered, ik was er anders finaal onderdoor gegaan. Van de 300 duiven was ik 13e en 25e. Ik had er 15 mee. Pet dus.

Vragen:

1. Kan ik ze ook te vroeg in vorm hebben? Ik zie het zo graag dat ze er flink aan trekken.

2. Moet ik in het vervolg als ze weer een dergelijke vorm laten zien vasthouden?"

Frans, ik ben blij dat mijn systeem goed voor je werkt, want dat doet het dus wel! Wat je eigenlijk merkt is dat het heel moeilijk is om duiven die gemakkelijk in vorm komen op de juiste manier naar de wedstrijd te brengen. Het had zo moeten zijn dat ze de vrijdag morgen er zo aan hadden willen sleuren. Dan hadden ze niet los gelaten moeten worden, tussen de middag afgevoerd en aan het eind van de middag ingekorfd. Ik denk dat je ze dan super gepakt zou hebben; denk want zeker weten doe je het natuurlijk nooit. Wat wel zeker is dat ze goed in orde waren, maar dat ze te vroeg op hun top waren. Als je ziet dat ze in het begin van de week al zo goed zijn hou ze dan een dag langer krap en licht met gerst erbij. Voeren is niet alleen maar een vastomlijnd schema volgen. Het is ook waarnemen wat er gebeurt. Bij bepaalde signalen moet je zaken bij stellen en varieren om dat te bereiken wat je wilt en dat is op zaterdag pieken. Probeer eens wat te spelen met de manier van voeren en kijk wat er dan gebeurt. Je kunt er bijna geen fouten mee maken die erger zijn dan die je gemaakt hebt. De enige fout die je kunt maken is doffers die er tegenaan zitten flink door te laten eten en zich te laten over trainen. Dan moet je een keer krap en lichter durven voeren, handje voor handje, en dan heb je ze weer bij de les. Het is een kwestie van kijken, proberen en vergelijken. En van de opgedane ervaring leren. Later kun je dat weer toepassen als de signalen die je waarneemt zich herhalen. Dan maak je dezelfde fout niet meer.

Donderdag 13 juni 2002.

Deze week ben ik zelf ook weer een ervaring rijker. En wat voor een. De laatste weken waren er wat kleine voorvalletjes/signalen kwestie gezondheid die me niet helemaal zinden. En omdat het spel toch van de wagen af was, had ik besloten om de hele boerderij maar eens op een kuur te trakteren.

Dat verliep overal zonder problemen, behalve bij de jonge duiven. En omdat ik op zolder nog jongen tussen de kwekers heb rondlopen, verwachtte ik ook daar dus ook problemen. Maar daar gebeurde helemaal niets. Als je voer in de schapjes vind denk je meteen aan coli, maar de mest was wat waterig en volgens mij was daar niets mee aan de hand als dan dat het op coli zou wijzen. Bij de grote jongen was het over toen ik met de kuur stopte. Vast een overgevoeligheids reactie dacht ik. Maar toen kwamen de lateren aan de beurt en dat was behoorlijk hevig. En dan ga je nadenken en vergelijken wat je anders doet wat betreft het ene hok en het andere. De jongen buiten kregen tot aan de kuur dagelijks de kruidenmix door het drinkwater, waar ze het zo goed op deden. De jongen bij de kwekers kregen dat niet. Conclusie: de kruidenmix had voor een heel goede darmflora gezorgd bij de jongen, die door de kuur waarschijnlijk geheel of gedeeltelijk was verdwenen. En ik had daardoor ongevraagd en ongewild een ander probleem de kans gegeven om de kop op te steken. Het kon niets anders dan coli zijn, omdat ik niet tegen coli kuurde en coli bacterien altijd in het maag-darm kanaal voorkomen. En binnen enkele dagen trad met 4-in-1 in het water meteen verandering op. Echter het had bij veel van de jongsten flinke vernielingen aangericht en daarin te moeten kappen is niet prettig. Maar ik heb er veel van geleerd en ben erachter gekomen dat die kruidenmix toch goed werkt. Die houden we erin.En dat een perfecte darmflora voor jonge duiven van enorm groot belang is. Ik denk dat het een goede zaak is om constant aandacht te blijven geven aan een goede darmflora bij zijn duiven.

Vrijdag 14 juni 2002.

Vandaag was ik van plan om alle jongen in de mand te steken, maar vanwege de gezondheidstoestand kon ik dat wel vergeten. Anderzijds werkte het weer ook niet echt mee en dan houdt alles meteen op. Dan is het een dagje behelpen rond de hokken in de regen en dan is het jammer dat je dan vrij bent.

Zaterdag 15 juni 2002.

Zoals gewoonlijk begin ik de zaterdagmorgen met het weer te bekijken op de Lossingspagina en op Teletekst te kijken wie er al gelost heeft. Vroeg lossen was vanwege bewolking en wat regen in Noord Frankrijk uit den boze en meer naar het oosten toe al helemaal niet vanwege onweersactiviteit. Toch was mijn afdeling er weer als vroegste uit en dat vanuit de oostkant. Als dat maar goed gaat dacht ik meteen.

Voor de verandering verloopt de midfondvlucht nu eens wel voorspoedig en dat mag ook wel na zoveel rommelige vluchten met een veel te lang en grillig verloop. Ik ga rekenen en denk dat de Bourges duiven tussen drie (voor heel vroeg) en half vier moeten gaan vallen. Rond half vier sta ik aan de kant van de weg in Meerkerk in de lucht te turen of ik wat zie trekken. Niets te zien. De duiven zijn zeker al door of zitten aan de oostkant vanwege de westen wind. Dan zie ik 3 vrachtwagens van hetzelfde type langskomen in kolonne. W. van ‘t Ende transport staat erop. Ik kijk ze na en zie tot mijn verbazing dat het duivenwagens zijn. Maar geen normale met halve deuren maar met rondom met zeilen bespannen. De afdeling waar deze wagens thuis horen heeft de komende jaren nog veel te doen op renovatie gebied om aan de juiste eisen te voldoen. Dat is zeker. Als ze uit het zicht verdwenen zijn laat ik de doffers los en die gaan meteen goed hard op weg. Over de 40 km doen ze 25 minuten, dus best snel. Een halve draai en alles binnen vertelt mijn vrouw later.

Na het eten gaat de telefoon. Met Harry. Hoe gaat het bij jou? Nou alles binnen Harry. Kan niet! Hoezo? Nou, de buurman heeft er 52 mee en tegen zevenen pas 2 thuis. Hoe, wie, wat?? Van Bourges?? Ja, in plaats dat de duiven om half vier vallen, vallen ze pas na half zes. Het volgende drama van mijn afdeling en ik ben weer eens blij om geen duiven mee te hebben.

Later die avond blijkt dat de uiterste noordoost kant de top 5 pakt. Zulke dingen kunnen alleen maar gebeuren als de duiven niet vertrokken zijn na de lossing en lange tijd zijn blijven hangen. Ze maken ook 250 mpm minder dan de andere afdelingen. En dat zegt wel weer genoeg. Later blijkt dat er ’s-avonds nog 40-50% van de duiven achter is. Ik hoor van een paar kleine melkers dat ze stoppen met de dagfond. Ze zijn door hun voorraad duiven heen.

Een rekensommetje:

600 km aan 1500 mpm = 400 vliegminuten.

600 km aan 1200 mpm = 500 vliegminuten.

Het is dus zo dat de duiven van Afdeling 7 onderweg 100 minuten zijn kwijtgeraakt. Dat is nogal wat. Dat is anderhalf uur. Of wel hebben die duiven een slordige 100 km meer afgelegd. Of kan ik niet meer rekenen?

Zondag 16 juni 2002.

Vandaag breng ik een bezoek aan Willy & Bert Heidemann in Bunde. Zoals u vorige week in zijn rbrief aan Mike hebt kunnen lezen, hadden ze daar afgelopen zaterdag een vlucht die maar liefst 6 uur open stond. Bert zag de bui al hangen en hield zijn duiven wijselijk thuis.

Je kunt van onze oosterburen zeggen wat je wilt, maar ze beoefenen de sport toch heel wat professioneler dan bij ons afgezien van ondeskundigheid bij het lossen. De afstand werd ingekort en in plaats van dat er zaterdag werd gespeeld, werd het zondag. Kwestie van de duiven een dag langer tijd geven om zich te herstellen. Kijk zo moet het!

Als ik de A1 op draai vallen de eerste dikke druppels regen al naar beneden en dat houd ik tot en met Deventer. Op de IJsselbrug rijdend zie ik hele koppels duiven slingerend door het pruttige weer trekken. Er zit geen snelheid op en ze vliegen laag. Kan nooit helemaal goed gaan als die nog ver moeten.

Eenmaal in Duitsland breekt de zon snel door en in Bunde is het stralend mooi weer. Bert vliegt vanuit het oosten en daar zat het dicht van de bewolking. Nadat het open trok mochten de duiven om 8:45 vertrekken voor 250 km met mooi weer en de wind op de kop. Tegen half twaalf trekt het plotseling dicht en begint het lichtjes te spetteren. Nog drie kwartier en dan moeten de duiven gaan vallen. Ze doen er ietsje langer over en dan blijkt toch dat als duiven goed vertrekken en een poos met de zon kunnen vliegen dat het goed afloopt ondanks wat regenspetters. De Heidemannen klokken de helft van hun 51 ingezette duiven binnen 10 minuten en dat is super. Toch? Ik geniet in ieder geval met volle teugen van onder het afdak hoe ze komen. Net als vorige week bij Hans en Leo in Aalsmeer het geval was, van hoog naar beneden, vleugels hoog een paar rondjes en klats erin. En als ze dan lekker komen dan is dat genieten. Daar heb je immers postduiven voor!

De werkelijke reden van mijn bezoek aan Bert en zijn vader bevond zich bij hen in een grote verzendmand in de kelder. Zeven Zuid Afrikaanse duiven die na een maanden lange omzwerving door half Europa eindelijk mee naar hun eindbestemming Hilversum mochten. Ik heb nog nooit van mijn leven duiven gekocht zonder ze gezien te hebben. Maar na wat ik over de prestaties van deze duiven van onze Zuid Afrikaanse “Winning” corespondent Bertus Nel had gehoord, moesten dat super duiven zijn. De eigenaar J. van der Merwe uit de buurt van Durban speelde met deze duiven tot 1100-1200 km ver vanuit Namibie. En was heel gewoon op vluchten tussen 600-900 km de eerste 5-6-7 duiven in de omgeving (“Unie” noemen ze dat daar) te draaien met kopwind. Dat was voor mij een indicatie dat dit echt heel erg goede duiven moesten zijn. Wat het verhaal nog interessanter maakte was dat het allemaal kinderen uit hetzelfde koppel waren. Net zoals de Engelsen zijn de Zuid Afrikaanse liefhebbers gek van ogen.

Als je zulke ogen onder ogen krijgt dan kun je bijna niet anders concluderen dan dat het steengoede duiven moeten zijn. Ogen met kleur, diepte, tekening en kleine pupillen erin. En top vliegen met wind op de kop kon haast niet anders zijn als dat deze duiven beschikten over een goed gestel en een prima stel vleugels. M’n liefje wat wil je nog meer nietwaar. Bij Bertus eens voorzichtig geinformeerd en er was wel wat te koop uit dat wonderkoppel van Mr. v.d. Merwe. Uiteindelijk werden we het eens en verhuisden twee dochters, twee zoons (de “Kroonstad” winnaar van vorig jaar, enigste duif thuis op de dag van lossing, en de “Namibie” winnaar) en een zoon geteeld uit de stammoeder met de “Kroonstad” naar Hilversum. Verder deed Bertus me een plezier met twee duiven afkomstig van Gavin Rous een van de beste spelers onder de evenaar. En na veel omzwervingen, duiven uit Zuid Afrika mogen niet zomaar geimporteerd worden, kreeg ik ze dan eindelijk in handen.

In stilte had ik gehoopt op een, misschien twee goede duiven, maar dat waren er zes in mijn ogen. Maar die blauwen van v.d. Merwe, wat een supers. In de mand zittend zag ik al wat ik zo graag zie: sprekende gezichten. In de hand bleken het stuk voor stuk enorme wringers te zijn, super gespierd, lange vleugels, korte voorarmen. En dan begint je computer al te draaien waar je zoiets tegen zou kunnen zetten. Goede duiven verhogen het sportplezier van iedere melker en dat deden deze duiven gelijk. Maar dan val je terug in de realiteit dat afstammelingen van deze duiven niet de kans en de gelegenheid zouden krijgen om zich te kunnen bewijzen.

Maandag 17 juni 2002.

Vandaag is het voor de verandering bloedje heet. Ik besluit om alles maar eens andersom te doen. De kwekers en de jonge duiven eerst, zodat ik pas later aan de weduwnaars toe kom. Ik hoop dan dat het wat afgekoeld is en dat ze dan wat langer zullen trainen. Na een minuut of 5 zijn ze er al weer en als ik op de thermometer kijk geeft die 31C aan om zes uur. Ik besluit om de doffers maar wat aan te laten klooien.

Op het dak zie ik nog een stuk of 4 jonge duiven zitten die last hebben van de warmte en het vertikken om binnen te komen. Ze bekijken het maar.

De Zuid Afrikaners gaan vanavond nog een aantal malen door mijn handen en naar mijn idee is hun spierkwaliteit en kwantiteit toch hun beste eigenschap. Dat moet haast 1 op 1 zijn met hun vermogen om vooruit te vliegen met warm weer en kopwind op grote afstanden. Deze duiven kunnen dus meer dan dagfond vliegen en ik kom op een idee wat ik met ze zou kunnen gaan doen. Maar dat is een heel andere discipline waar ik me tot nog toe mee bezig heb gehouden. Ik ga binnenkort de duiven eens aan een paar grote fondspelers laten zien en mijn oren te luisteren leggen wat die mannen ervan vinden. Als die vinden wat ik van die duiven vind, dan kan ik mogelijk in de toekomst aan vluchten meedoen waar mijn afdeling geen zeggenschap heeft over het vervoer! Dat zou misschien wat zijn…

Dinsdag 18 juni 2002.

Pfft wat een hitte vandaag! Als ik het keukenhok binnen ga, ben ik blij verrast dat het toch fris genoeg is binnen afgezien van het feit dat het er erg warm is.

De doffers blijven maar gaan en ik merk dat ze schrikkerig vliegen: er is onweer op komst. Ik roep ze maar ze komen niet. Andere koppels doen ook zenuwachtig wat aangeeft dat het in feite erg onverstandig is om duiven met onweer op komst te lossen.

Vandaag had ik de laatste hand willen leggen aan “In en rond mijn hok” op mijn werk zodat u vanavond wat te lezen had gehad. Maar na een uur geprobeerd te hebben de server te bewegen een bericht door te sturen geef ik het op. U krijgt uw wekelijks leesvoer daarom een dagje later.