Het zal wel weer nachtwerk worden, is de opmerking van mijn vrouw als ik haar op maandagavond 19 januari vertel dat ik voornemens ben de vliegduiven te koppelen. Voor mij is van eminent belang dat de vliegers zo snel mogelijk goed gekoppeld zitten. Dat betekent dat alles ook bijna tegelijkertijd op eieren komt en dat ik kan beginnen met over te wennen, lichte trainingen en zo stapje voor stapje de zaak langzaam maar zeker naar mijn hand te zetten. De basis is dus snel gepaard zijn en daarbij hoort dat duiven direkt voor elkaar moeten vallen. Als een blok. En dat betekent op de avond van het samenzetten per koppel wat extra aandacht. Goed letten op de eerste reaktie. Van zowel de doffer als van de duivin. Het moet meteen klikken. Ieder jaar heb ik zoals u weet nogal wat jaarlingen. En die kennen het klappen van de zweep nog maar nauwelijks. Dat vergt nogal wat extra aandacht en het is dan ook tegen twee uur in de morgen als ik vermoeid maar voldaan, heel voorzichtig, tussen de lakens schuif. 


Dit jaar heb ik weinig keus voor het prikken van de meest geschikte datum voor het koppelen. Een gezellige dag neuzen op de beurs in Dortmund en mijn vriend Joao Carlos Coelho uit Portugal die enkele dagen over is komen waaien en die wil natuurlijk alles zien, horen en voelen. Dan tobt mijn moeder behoorlijk met haar gezondheid en ik vrees dat ik weinig gelegenheid meer krijg als niet meteen de daad bij het woord voeg en aan het koppelen sla. Dus moet er een avond en een stuk nacht flink worden aangepoot om alles rond te krijgen.


Er zijn meer dingen in het leven dan alleen maar duiven. Zo is dat in alle gezinnen. Toch is het kiezen van een datum om de vliegploeg te koppelen van groot belang. Met het bepalen van een datum kies je namelijk voor een bepaalde strijdwijze voor het komend seizoen. En daar gaan uiteraard de nodige voorbereidingen aan vooraf. Het opvoeren van de belichtingstijd. Er moet wat gevarieerder worden gevoerd. De jonge doffers moeten vast op de bak zitten en meer van zulk soort zaken. Er zijn een paar vaste waarden in de berekening van de koppeldatum: de datum van de eerste wedvlucht en of we wel of niet jongen van onze vliegduiven willen hebben. Vorig jaar had ik me laten verleiden de jongen van de vliegduiven te verkopen. En dat was me uiteindelijk slecht bevallen in de resultaten van de laatste wedvluchten. Om te beginnen ga je de koppels anders samenstellen. Op kwaliteit en niet op houden van. Dat is van invloed op de snelheid van het eieren leggen. En bij een goede gezondheid komen er vaak veel te rap weer voor de tweede keer eieren en dan vallen de eerste pennen navenant snel. Zulk soort zaken hebben vorig jaar het spel ietwat negatief benvloed en leg daarom dit jaar het hernieuwde aanbod heel snel naast me neer. Voor mij is alles ondergeschikt aan het systeem en aan orde en regelmaat. Vorig jaar werd dat verstoord door het persé opdringen van een partner, doffers die alweer aan het nestjagen waren, terwijl anderen zich net lekker in vorm aan het vliegen waren. Nu laat ik het gekozen systeem prevaleren. Vlot de koppels gevormd. Daar waar het wat langer duurt met op eieren komen een paar eieren eronder geschoven. En zodra de jongen er zijn zo snel mogelijk de kleinste jongen vergroten en de grootste verkleinen, zodat de omstandigheden overal hetzelfde zijn. En het laatste voornamelijk met betrekking tot de trainingen. De intensiteit en de duur ervan zal bij alle duiven dan vrijwel hetzelfde zijn. En hoe gemakkelijker je dat naar je hand kunt zetten, hoe beter dat voor de team prestaties straks zal zijn!


Dit jaar heb ik wederom gekozen voor het inlassen van een leerperiode in de maand maart. Als je een vrij jonge vliegploeg hebt, dan is dat handig als ze goed voorbereid aan het seizoen beginnen. Ze weten wat er van ze verlangd wordt en ze hebben na zo'n periode in hun kop geprent dat ze mogelijk hun duivin na de wedvlucht mogen houden en opnieuw een nest mogen beginnen. Op die manier heb ik het idee dat ze, zonder al te veel toeters en bellen te gebruiken, het in het begin van het seizoen enkele weken langer volhouden. De trucs en handigheidjes kunnen dan voor later worden bewaard. De voorbereiding tot de eerste wedvlucht kan dan ook beperkt blijven tot één hele week. De tweede broedperiode wordt ook kort gehouden: slechts 5 dagen. Dat doe ik met de bedoeling dat er in die korte periode géén eerste pennen zullen gaan vallen. Als er begin april wel vroeg pennen beginnen te vallen, dan betekent dat zeker dat je duiven goed in orde zijn. Maar als de rui eenmaal begonnen is, dan stop je die ook niet zo maar weer af. Als je vitesse-midfond speelt met de laatste vlucht in het eerste weekend van juli, dan lukt alles nog net. Maar als je dagfond speelt met de laatste vlucht in het tweede part van juli, dan is het mooie eraf. De kleine pluimpjes gaan los zitten en het is net alsof dat aanstekelijk werkt op de rest. En dan kun je naar topprestaties fluiten! Ik heb 4 weken ruimte gehouden voor het grootbrengen van de jongen. Bij de doffers waarbij het traditionele weduwschapssysteem gevolgd zal worden, zullen de jongen samen met de duivinnen na 14 á 16 dagen worden weggenomen en volgt de leerperiode, die ik "vals weduwschap" noem. Bij de andere ploeg waarbij dubbelweduwschap aan de orde is, zullen de laatste twee weken besteed worden om aan dat systeem te wennen(zowel de duiven als ikzelf!) en ik hoop met één jong in de schotel er bij de duivinnen de nodige drang op te houden en vooralsnog geen stressige, schuwe dames rond het hok te hebben flitsen. Zo hoop ik ze naar mijn hand te kunnen zetten en een vertrouwensband op te kunnen zetten. Later krijgen ze genoeg verplichte training voorgeschoteld.


En verder terug in de tijd rekenend kwam ik uit op een koppeldatum van 18 januari. Ik was dus één dag te laat, maar dat is later weer gemakkelijk in te halen door ergens een dag af te halen.


De eerste drie dagen na het koppelen gun ik mezelf en de duiven nog wat rust. Ik vind dat ze goed aan elkaar moeten wennen, alsmede aan het hok en aan de bak. En dan gaat het circus van start. Dressuur is daarbij van groot belang. Als jong wen ik ze al aan de stok en bij de ouden is dat voor mij een manier om ze een dreun te kunnen verkopen als ze echt vervelend maar door blijven vechten. En om ze ermee hun broedhok in te dirigeren. Ze hebben dan respekt voor de stok. Als een duif van jouw hand een klets krijgt, dan zal hij zich er niet zo snel door laten liefkozen. Dan is het van je roetsj het hok in, zo ver mogelijk bij die hand vandaan waar hij bang van is. Of het is een overdreven gemep met vleugels. Dat moet dus niet. Ik wen ze er aan dat ik op het hok de stok gebruik om ze aan te raken als ze niet doen wat ik wil. Ik verlang van ze als ik op het hok ben, dat ze in hun bak zitten en niet als een ongeordend zootje om me heen stuiven. Dat is stap één. Als de eerste koppels na drie dagen losgaan, dan is dat natuurlijk nog moeilijk. De bak erboven is veel leuker en de buurvrouw is veel aantrekkelijker dan hun eigen duivin. Het best laat je dan niet al te veel koppels tegelijk los en zodra een stoeipartij ontaardt in een serieuze vechtpartij dan moet direkt worden ingegrepen. Een doffer die klop krijgt kan later maar moeilijk gemotiveerd worden en een overwinning smaakt vaak naar meer. Ga je daarin mee dan heeft een vechtersbaas drie broedhokken en heb je twee van hot naar her gejaagde en teleurgestelde koppels op de vloer zitten. Dan is het hup, een tik met de stok en luisteren geblazen. Na een paar dagen dan is moeder de allermooiste. Die wordt gelijk weer op het nest gejaagd, als ze het ook maar even aandurft om huis en haard te verlaten. Dan krijg je vanzelf rust en orde op het hok en gehechtheid aan de bak. Die periode vind ik persoonlijk een regelrechte ramp en zou dat eigenlijk maar het liefst overslaan! 


Toch heb je er echt notoire vechtersbazen onder. Die maar aan de gang blijven. En vechten om het vechten. Want vechten dat vinden ze leuk. En dat moet je ze kost wat kost afleren! Je hebt dominante doffers en van die verlegen exemplaren. Dat is nu eenmaal de natuur. Ons kent ons beter dan wij hen en dat is de reden waarom die verlegen doffertjes al na één blik van de buurman al verschrikt in een hoek zitten te kijken. Dat moet je door hebben. Dominante doffers zijn altijd voorin hun broedhok te vinden. Hun tegenpolen zijn wat afwachtender ingesteld en zitten bijna nooit voorin. En voorin is nu eenmaal de plek om een indringer gelijk de eerste oplawaai te verkopen. Dat los je op door voorin het broedhok een blok hout te leggen. Zo'n doffertje gaat daar meestal vrij vlot bovenop zitten en daarmee is meestal het probleem opgelost. Het horizontaal verkeerd vliegen is opgelost door een verschuifbaar tussenwandje tussen de nieuwe broedhokken made bij Gerrit. En dat werkt formidabel! Vechten op "horizontaal" niveau heb ik nog niet bij de hand gehad. Later kan het tussenschotje naar achteren worden geschoven en als extra stimulans vlak voor het inkorven worden gebruikt. Maar nu terug naar die mannen die voor het plezier uit vechten gaan. Anders zie ik het niet. Doffers die vechten, die zetten zich met de poten schrap. De één is nu eenmaal minder sterk dan de ander en dan moet je hulp bieden. Vechters sla ik daarom in de boeien. Ik bind ze met een stukje touw de poten bijna aan elkaar zonder die af te binden. Met iets tussenruimte, zodat ze nog maar kleine stapjes kunnen zetten. Schrap zetten is zodoende uit den boze en daarmee ook direct het vechten! Met de poten aan elkaar gebonden laat ik ze vervolgens klop krijgen, zodat de verliezer zich winnaar voelt. Later gaan ze voor zo'n doffer dan ook echt niet meer aan de kant. Probeer het maar eens uit. Maar niet te lang want anders heeft u straks van de vechtersbaas wel twee schiere eieren in de schotel liggen.


Opletten is het ook voor doffers die hun duivin totaal geen rust gunnen. Zo'n duivin krijgt nergens de tijd voor. Niet om te eten en niet om te drinken. Als er zo'n zenuwelijer tussen zit dan moet u gelijk rust in de tent brengen. Ik plaats dan in zo'n geval een blok onder de broedschotel. De duivin zit dan hoog en droog op het nest en de doffer is direct tevreden met de situatie.


Belangrijk is ook goed te letten op de uiteinden van de slagpennen. Kijk er iedere dag even naar. Of de vleugels van bovenop gezien in één rechte lijn liggen. Als dat niet zo is, dan heeft zo'n duif een geknakte pen. En als die afbreekt dan kost hem dat op de wedvluchten snelheid en u ergernis. Zo'n duif neemt u mee de keuken in, de geknakte pen even boven de stoom houden, de pen schiet weer recht, de knik verdwenen en het probleem is opgelost.


De voeding blijft voorlopig nog ongewijzigd van samenstelling: 50% kweek, 25% superdieet en 25% gerst. Er moet nog geen vet aankomen. Vet is funest voor een vlotte leg en het zit bij de eerste trainingen alleen maar in de weg. Zodra de jongen een dag of vijf zijn schakel ik ineens over op 100% kweekmengeling. In die tijd zijn de jongen volop in de groei en beginnen de ouden voluit te trainen. Dan pas moet er voldoende energie in de voerbak terecht komen. Eerder niet!