Tijdens mijn vakantie in Gran Canaria heb ik rustig de tijd genomen om de toekomst nog eens goed onder de loep te nemen en verder te ordenen. Zoals u weet staat voor mij het welzijn van de postduif steeds hoog in het vaandel. Veel artikelen heb ik geschreven over de onderwerpen vervoer, lossen en het verzorgen van de duiven tijdens het transport. Het staat vast en zeker bij alle lezers van mijn artikelen boven alle twijfel verheven dat het type duiven dat ik door de jaren heen heb ontwikkeld de vluchten tot 700 km met groot succes aankan. En zelfs nog wat over hield kwestie reserves. Misschien denken veel lezers niet hetzelfde als ik, maar ik ben van mening dat het met succes aankunnen van bepaalde afstanden door duiven ook onder duiven welzijn thuis hoort. Immers het inkorven van een bewezen vitesse duif op Barcelona zal door iedereen als gekkenwerk worden bestempeld. Maar het raakt de essentie waar ik heen wil, want het wordt al heel wat moeilijker om te bepalen of een dagfond duif wél of niet Barcelona aan kan.

 

Nu verander je naar mijn mening maar heel moeilijk een dagfond duif in een Barcelona duif want dat zijn toch wel heel aparte types. Maar ik denk dat het goed mogelijk moet zijn om een dagfond type nog verder uit te bouwen; om te vormen naar een duif die tot en met 1000 km heel goed mee kan komen. Dat beste lezer is waar je als liefhebber toch over na moet denken. Het is enerzijds een stukje welzijn. Maar anderszijds opent het een nieuwe horizon. Doe je dat niet dan neem je deel aan een loterij en krijg je je deel aan prijzen in het concours als het geluk je toe lacht. Maar speel je erop in en ontwikkel je duiven voor het juiste werk dan heeft het geluk minder invloed en ga je richting uitslagen maken met een groot prijs percentage.

 

Ik heb ongeveer 35 jaar zitten in het ontwikkelen van een eigen stam die alles aan kon tussen de 100-700 km. Opsommen wat ik op die disciplines gewonnen heb zal ik niet doen, maar u begrijpt dat het afscheid moeten nemen van zo’n enorm succesvolle kolonie heel veel pijn doet. Het is 35 jaar een groot deel van je leven geweest. En als je dat de revue laat passeren en na terug denkt aan de duiven de je succes brachten op de grote wedstrijden en hun stempel drukten qua kweekwaarde in vele hokken over de hele wereld dan staan soms de tranen bijna in je ogen. Ook omdat het heel anders had kunnen zijn. Maar jaloezie en hebberigheid drijft mensen tot uitersten die je nimmer voor mogelijk had gehouden. Heel jammer is te moeten constateren dat het besef dat duivenwelzijn dé sleutel tot de toekomst  voor de duivensport is nog maar langzaam doordringt tot de heren bestuurders. Het feit dat de organisatie in België nooit heeft nagedacht over duiven welzijn en de harde reactie van de overheid daar, heeft denk ik nu eindelijk de Nederlandse organisatie (lees: afdelingsbestuurders) wakker geschud. Mijn eigen bestuurders van Afdeling 7 hebben altijd gedacht dat de “Hints” die ik (voor ze) schreef een persoonlijke hetze waren. Echter nu zullen ze zeker gaan beseffen dat het hints waren die leidden tot een gestroomlijnde, sterke en gezonde organisatie. Maar ik vrees dat tot het moment van uitkristallisering nog wel 5-7 jaren zullen zijn verstreken. En daar wil ik niet op blijven wachten.

 

Zoals u weet bestaat de basis van mijn oude stam uit het oud ras Desmet-Matthijs en de Janssen’s van wijlen Jan van Erp. Van Desmet-Matthijs is bekend dat hun duiven het tot in Barcelona goed deden. Dik duizend km. Niet bekend bij u is dat sommige duiven van Jan van Erp dat ook konden. Voor Hilversum een slordige 1225 km. Als wijlen Henk van Ginkel zijn rechtstreekse Van Erp doffer in 1983 Nationaal had gedubbeld had hij glansrijk de 1e Nationaal Barcelona gewonnen en niet Adriaan de Bruin uit Nederhorst den Berg wiens duif een half uur later arriveerde. Nog minder bekend is dat wijlen Gerard Bus uit Laren van mij op een bon een volle broer kreeg van mijn wereldberoemde basisdoffer “De Goede Jaarling”. Die doffer vloog driemaal met succes Barcelona. Die herinneringen brachten mij het besef dat er ergens in mijn stam verborgen eigenschappen verscholen waren die het afleggen van extra kilometers mogelijk moesten kunnen maken.

 

Ik heb daar eens goed over nagedacht en ben tot de volgende verdeling gekomen:

 

100-500 km speelt de duif een ondergeschikte rol t.o.v. de liefhebber;

500-800 km speelt de fysieke kracht meer en meer een rol;

800-1000 km speelt het type vleugel meer en meer een rol;

boven de 1000 km speelt het lichtere soortelijk gewicht meer en meer een rol.

 

De lezersvraag is: hoe kijkt u hier tegenaan?

 

Voor mij heeft bovenstaande beschrijving van de opbouw van de moderne fondduif veel duidelijk gemaakt. Het heeft in ieder geval mijn eigen soort een plaats gegeven: Bordeaux ZLU 925 km en Marseille ZLU 990 km zal hun maximum zijn. Niet voor allemaal. Fysieke kracht bezitten ze zonder meer allemaal. Maar zoals u uit eerder geschreven artikels duidelijk is geworden ben ik op zoek gegaan naar een bepaald type vleugel die het de duiven mogelijk maakt om gemakkelijk lang en ver te vliegen. Ik denk, ik zeg denk, dat ik de uitkomst gevonden heb. Echter ik ben ervan overtuigd dat het een recessieve eigenschap is die door verkeerd koppelen snel verdwijnt. Ik hoop dat ik het kunnen herkennen van die eigenschap juist heb geïnterpreteerd. Dat zal via hun jongen snel duidelijk worden.

 

In ieder geval heeft de bovenstaande beschrijving van het kunnen van de fondduif me erg geholpen richting toekomst. Het heeft een deel van mijn oude stam weer toekomst gegeven. Ik ga dat deel koppelen c.q. kruisen met andere soorten duiven die dezelfde eigenschappen bezitten, maar ze wat rustiger (lees: wat minder energie verspillend) maken. Dat besef dat al het werk van 35 jaar koppelen, kweken en selecteren niet allemaal voor niets was, heeft me weer nieuw elan gegeven om volop tegenaan te gaan.

 

Energie put een mens nu eenmaal uit een stukje zekerheid. En als je weet waar je op letten moet dan kun je je met de normale zaken zoals koppelen, trainen, opleren, motiveren etc. bezig houden zonder nadenken. Dus simpelweg duiven inkorven zonder erbij te hoeven nadenken. De toekomst zal moeten uitmaken of ik het bij het rechte eind heb.

 

Toen ik van vakantie terug kwam, ben ik gelijk begonnen met het schoonmaken van de hokken. Als je midden tussen je duiven zit dan krijg ik meestal gelijk het idee of er wat aan mankeert of dat alles okay is. Ik vond ze ruig en licht van gewicht. Voordat ik op vakantie ging had ik Jan Witteveen, die de duiven verzorgde, gezegd dat hij anders moest voeren als het warmer werd. Zo gezegd zo gedaan, maar toch zagen de duiven er anders uit. Althans de vliegduiven buiten. Snel bleek dat de hoge temperaturen het nodige had los gemaakt bij de nog niet gescheiden jongen. Bij een nieuw systeem moet je wennen aan andere dingen. Als u dit leest is het al geregeld; het zaakje werd snel gescheiden.

 

Verder heeft de pure lijnzaadolie ook zijn werk gedaan. De lecithine in de olie van Willem was de boosdoener dat ik mijn jongen zo slecht onder controle kon krijgen. Toen ik ze na enkele weken weer eens los had waren ze natuurlijk zo stijf geworden als een plank en qua spieromvang terug gelopen. Maar omwille van de hogere temperaturen en langer daglicht waren ze vanwege de opgelopen hormoonspiegel ook veel vaster op het hok. Al met al beëindigen we op dit moment een vol duivenjaar voor een nieuwe discipline en veel is toch anders geweest. Nu is alles dat komt steeds een herhaling van het oude.

 

Zaterdag een week geleden kwam Jelle Jellema met zijn vriendin Janneke eens naar de duiven kijken. Hij was zeer benieuwd om de Zuid Afrikaanse duiven eens in handen te krijgen en ze te beoordelen. En ook hij had dezelfde mening als de anderen die ik ze liet zien. De blauwen van Oom Hannes van der Merwe enorm gespierd en misschien vanwege dit extra gewicht niet helemaal geschikt voor de heel zware fond. En opnieuw ging de voorkeur uit naar de zwarte Putteries van vader & zoon Lodewyk. Verder verraste Jelle me met een best kweekkoppel om me op de goede weg te helpen richting grote fond. Ik ben er zeer mee in mijn sas!

 

Verder heb ik na gedacht over hoe ik mijn hokken in ga richten voor de komende jaren en wat voor spelsystemen ik daar op los ga laten. Koppelen zal ik blijven doen rond 1 maart, want dat is me uitstekend bevallen. De zijn fantastisch gewoon!