Filosoferen over spieren
De tijd vliegt. Het is alweer dik een week geleden dat ik een aangenaam weekend mocht doorbrengen bij John Engel en Arne Porsmose in Denemarken. John woont een klein uurtje over de Duitse grens in het plaatsje Haderslev, terwijl Arne in Strandby woont een klein plaatsje tussen Frederikshavn en het uiterste noordelijke puntje Denemarken: Skagen. Tussen beide hokken zit een verschil van dik 260 kilometers. Net zoals in Nederland vliegen onze Deense sportvrienden in afdelingen, maar bekampen zij elkaar op de dagfond op Antwerpen, Arnhem, Gottingen en Hof. En op de overnacht op Rouen, Nancy, Basel en Munchen op landelijk vlak. Net zoals bij ons maken de extra af te leggen kilometers het verschil. Daarom vliegen wij gelukkig al een aantal jaren in sectoren en bloeide het fondspel mede daardoor en door de mogelijkheden die de ZLU biedt op tot het beste dat de wereld kent. Maar Denemarken met zijn ledental van rond de 3000 kan de sport die mogelijkheden jammer genoeg niet bieden. Hebben we toch nog iets waar we zuinig op moeten zijn…
Toen John en Arne afgelopen zomer bij mij op bezoek waren, gingen de gesprekken dit keer over goede fondduiven. Arne was van mening dat zijn ligging best wel mogelijkheden op een vroege klassering bood, maar dat de duiven die hij op de overnacht speelde niet van het juiste kaliber waren. Jaren geleden hadden ze samen duiven gehaald bij Gaston Devooght aan de Belgische kust, maar die waren toch net niet goed genoeg gebleken. Ik kende die duiven omdat ik ze diverse malen had vast gehad. Sterke, taaie duiven, maar niet al te best gespierd. Daar moest dus verbetering in komen en daartoe hadden ze op de eerste dag van hun duivenvakantie een pitstop gemaakt bij vader en zoon Wijnands in Maastricht. Wat ik van dat hok vond. Ik vertelde mijn duivenvrienden dat ik daar ooit een keer op bezoek was geweest en dat ik dat toen al een bijzonder goed hok duiven vond en dat ze het verder al jarenlang bewijzen op de vluchten van het zware labeur. Maar…
Maar, maar wat? Ik vertelde ze dat als ik persoonlijk op zoek zou gaan naar goede fondduiven, dat ik dan naar hokken zou kijken waarvan de duiven nog verder moesten dan de mijne. Dat ik dan duiven aan zou schaffen waarvan ik zeker wist dat ze zonder blikken of blozen honderd kilometer meer zouden kunnen vliegen. Dat ik die zou gaan halen. En dat duiven uit het Limburgse zeker geen slechte duiven zijn, maar of ze niet terug zouden schrikken van 160 km meer dat wist je van tevoren nooit zeker. En duiven die St. Vincent kop doen in Friesland of Groningen dat die zeker hetzelfde zouden doen in mijn regio. Ik voegde eraan toe dat er tussen duiven afkomstig uit Limburg, Midden- of Noord Nederland zeker een groot verschil bestaat.
Zo verzeilden we nog dezelfde avond nog bij Ton Bollebakker in Laren om John en Arne de mogelijkheid te bieden het verschil tussen 160 km korter of verder te voelen. En wat kregen ze als vergelijkingsmateriaal te zien? Duiven die kleiner waren in vergelijking met de duiven die ze bij Wijnands te zien hadden gekregen. Duiven die veel compacter waren. Duiven die vechtlustig waren. En vooral duiven die heel anders gespierd waren. In de breedte. Meer volume. En lekker licht van gewicht, gemaakt om lang te vliegen.
Het was voor mij toch wel leerzaam omdat ik nog niet al teveel malen echte fondduiven heb vast gehad. Maar als je een uur lang echte klasbakken krijgt toe gestopt dan heb je het gauw door. Mijn eigen duiven zijn veel meer in de lengte gespierd. Anders dus. En het lijkt er echt op dat lang kunnen vliegen en vroeg op kunnen staan, twee van de allerbelangrijkste eigenschappen om grote fond te kunnen vliegen, veel zo niet alles met spierenkwaliteit en kwantiteit te maken hebben. Op de dagfond voldoet mijn eigen soort duiven prima, maar de keren dat het super zwaar was en er een tweede dag aan vast moest worden geknoopt kwamen de problemen om de hoek heen zetten. Maar met wat voor soort duiven help je dergelijke problemen oplossen? De keren dat ik mijn duiven met overnachters had gekruist was het resultaat me nooit echt meegevallen. Slechts heel sporadisch was ik er iets mee opgeschoten.
Ook Arne had dezelfde ervaringen. John niet zo zeer. Het verschil tussen hun hokken bedraagt immers een slordige 260 km. Een vlucht op zich en letterlijk en figuurlijk een verschil van dag en nacht. En daarom was Arne juist op zoek naar specifieke duiven die met gemak op de tweede dag verder gaan. Hoe kun je door duiven geleverde prestaties op een dergelijke vlucht met elkaar vergelijken? Laten we blij zijn dat dit in ons landje tenminste wel goed geregeld is.
Terug in het hotel babbelden we nog wat na onder het genot van een goudgele rakker en vergeleken we nog eens de verschillende types duiven met elkaar. Arne vertelde me dat hij dit jaar vanuit Hof (825 km) 4 van de 5 ingezette duiven op de dag had geklok. Het was de kop van het klassement en… het waren duiven van mijn eigen soort. Het klinkt u misschien vreemd in de oren, maar die duiven goed bekijken dat was het eigenlijke doel van mijn bezoek aan John en Arne van vorig weekend.
Die 5 duiven bleken allemaal duivinnen te zijn gespeeld op weduwschap. Ze waren flink aan de maat en allemaal enorm soepel gespierd en hadden wat bredere spieren dan normaal mijn doffers hebben. Als je zelf niet met duivinnen speelt neem je die ook niet zo vaak in de hand. Maar het was me al eerder opgevallen en ik heb er ook al diverse malen over geschreven dat duivinnen over veel betere spieren beschikken dan doffers. Verder is het zo dat duivinnen veel beter met hun krachten omspringen dan doffers. Weduwnaars verspillen altijd veel te veel energie in de mand en duivinnen liggen altijd lekker op hun zij als je ze in de container observeert. Toch wel een aparte ervaring duiven van jezelf in handen te krijgen die super gepresteerd hebben op een vlucht waarvoor je ze zelf misschien nooit zou hebben ingekorfd. Het heeft me in ieder geval wel geinspireerd om over enkele jaren als het vlieghok weer met oude duiven gevuld is, weer met dubbel weduwschap te beginnen.
U merkt het. De motivatie begint weer wat op gang te komen. Een het maken van toekomst plannen ook. En dat is toch het leuke van de sport. Het jammere is dat de bestuurlijke kant zoveel onterechte macht tot zich neemt dat de echte melkers eieren voor hun geld kiezen. Denken barst maar met je hele handel. Ik heb tijd genoeg gestopt in het wel en wee van de sport. Nu is het weer tijd voor plezier beleven aan de duiven. En het geweer van schouder veranderen. Jammer dat je een kolonie met topduiven voor een specialisme vaarwel moet zeggen. Maar als je op dat vlak alles bereikt hebt wat er te bereiken is, dan is een nieuwe uitdaging de vlam om nieuwe zeeen te bevaren. En hoe en waarom en waarmee daar ga ik u in de komende artikels deel genoot van maken.
|