De rotsduif nestelt van nature in nissen en holtes waar zij beschermd is tegen weer en wind en roofdieren. Het door erosie uitgesleten tufsteengebergte van oud Cappadocië in Centraal Turkije is een ideale plaats daarvoor. Bij de vele natuurlijke holtes is hier later door mensenhanden een groot aantal openingen bijgemaakt. De meeste 'kamers' van de voormalige holenkloosters, die voor de Arabieren vluchtende monniken, voornamelijk in de tiende tot de twaalfde eeuw, hier hebben uitgehakt. Deze ruimten worden nog steeds door duizenden duiven bewoond, waarvan de mest in dit arme gebied dankbaar wordt gebruikt.
Sinds de mens duiven is gaan houden maakt hij broednissen naar het voorbeeld van de natuur. Later zijn deze terecht gekomen in specifiek voor dit doel opgerichte bouwwerken, duifhuizen soms ook wel duiventorens genaamd. Zij komen afhankelijk van de streek, het heersende klimaat en de voorradig zijnde bouwmaterialen in vele variëteiten voor. Het zijn functionele gebouwen die in wezen nooit zijn veranderd. Alleen hun uiterlijk heeft zich in de loop der tijd veranderd, met name in die landen waar de architectuur een ontwikkeling doormaakte.
Dikwijls heeft een duiventoren meerdere functies. De begane grond kan dienst doen als stal, schuur of kippenhok, terwijl de verdieping voor de duiven is gereserveerd. In de 19e en ook wel in de 20e eeuw konden uit de combinatie van een duiventoren en een voliëre zeer fraaie en decoratieve bouwwerken ontstaan. Her en der kunt u ze in het Nederlandse landschap herkennen aan de aanvliegklepjes die aan de buitenzijde bevestigd zijn. Hierop kunnen de duiven landen en heen en weer lopen. Karakteristiek zijn de barriëres die het roofdieren moeten bemoeilijken om de duiventoren binnen te komen. De wanden aan de binnenzijde bieden rondom plaats voor nestgelegenheden. Dat kunnen houten nestkastjes zijn, soms zijn ze van riet en als het een stenen duiventoren betreft zijn het nissen in de stenen binnenmuur waar de duiven nestelen. |