Home > Steven van Breemen over het orientatievermogen > Het gezichtsvermogen van postduiven

Het gezichtsvermogen van postduiven

Het gezichtsvermogen van postduiven is totaal anders dan dat van mensen.  Het is een wetenschappelijk bewezen dat postduiven gepolariseerd licht ofwel Ultra Violette(UV) straling waar kunnen nemen. En ze zien een heel panorama van bijna 360 graden in een oogopslag. Deze aan hun ogen toegekende eigenschappen maakt het postduiven mogelijk om aan de hand van de zon te navigeren. Om een groot deel van de zonneboog te aanschouwen en aan de hand daarvan de baan van de zon te bepalen. En daarvoor hebben ze vrij zicht op de zon nodig. De zon verschaft postduiven een stuk informatie met betrekking tot een bepaalde postitie op de noord-zuid as ten behoeve van de plaatsbepaling op aarde in relatie tot de positie van het hok. Tijdens het jaar verandert de stand van de zon voortdurend. Ongeveer 200km per week. Als postduiven, doordat het gedurende de hele week tussen twee wedvluchten in bewolkt weer is geweest,  de zon niet hebben kunnen waarnemen, dan zullen ze op een verkeerde plaats uitkomen al navigerend naar de plaats waar ze ongeveer het thuishok verwachten aan te treffen. In de lente, bijvoorbeeld, met een zon die steeds hoger aan de horizon stijgt, zal dat een gebied zijn ten noorden van het hok gelegen. Een juist ingestelde biologische klok maakt het de postduif gemakkelijker haar positie te kunnen bepalen ten opzichte van het thuishok in vergelijking met de plaats waar zij wordt losgelaten.

Als er voldoende Ultra Violet licht aanwezig is gedurende de eerste zes levensweken van een jonge postduif, dan kan het postduivenoog zich op de manier ontwikkelen als waarvoor het door de natuur bestemd is. Als dit op de juiste wijze gebeurd is gaan jonge duiven op een gegeven moment trekken. Iedere duivenliefhebber is bekend met dit fenomeen. De koppel jonge duiven gaat van het hok vandaan en weer terug. En verder en steeds verder. Hoe meer ervaring een jonge postduif op manier op doet, hoe sterker zich het oog en het orientatievermogen ontwikkelt.

Als het oog van postduiven onverhoopt wordt blootgesteld aan infra-rood straling, kan het orientatievermogen onherstelbaar vernield worden. Het effect is te vergelijken als wanneer je met het blote oog gedurende enige tijd recht in de zon zou kijken. Je ziet sterretjes en wordt duizelig. In het ergste geval wordt het netvlies van je oog, dat gedeelte waarmee je ziet, onherstelbaar beschadigd. De aanwezigheid van enige infra-rood straling maakt het dat van een wedvlucht terugkerende postduiven erg zenuwachtig zijn. Infra-rood straling komt in onze streken slechts bij hoge uitzondering voor. Hiervoor is een UV-index van boven de 7.5 nodig. Of er moet een sterke, droge thermiek aanwezig zijn, ofwel een hoge inversie. Beide weersfenomenen bezitten de eigenschap infra rood straling van het aardoppervlak te kunnen onttrekken. Hierdoor raakt het orientatievermogen van postduiven totaal in de war. Ze komen verschrikt thuis. Ofwel wachten ze ergens op een dak of in een boom op gunstigere omstandigheden. In geval van infra rood zijn de vluchtverlopen dan ook altijd extreem lang en de verliezen hoog vooral als het om grote fondvluchten gaat. De lossing van St. Vincent van enige jaren terug verliep omwille van infra rood straling daarom desastreus. De meldingen van de convoyeurs ter plekke dat de meeste duiven niet de mand uit wilden of niet verder wilden dan de omliggende daken, geeft de aanwezigheid van euvel duidelijk aan.

Het energieveld van het orientatievermogen wordt geheel of gedeeltelijk gevormd tijdens de periode wanneer een jonge postduif 3-21 dagen oud is. Daarna is dat het niet meer mogelijk. Als de opslagtank ten behoeve van de energie is geinstalleerd is de rest zaak van een goed hok, goede methodes en van de overige kwaliteiten van de duif zelf. Het is belangrijk dat in de genoemde periode de nog jeugdige postduif ruimschoots aan direct zonlicht wordt blootgesteld. Als een deel van het orientatievermogen niet goed wordt aangemaakt, dan gaat de duif vroeg of laat verloren.  Het beste licht is normaal zonlicht. Laat dit waar mogelijk rechtstreeks tot in de broedhokken binnenkomen. Veel glas in het dak is daarbij ook belangrijk. Het beste zou zijn om jonge duiven in een open voliere groot te brengen. Er zijn voorbeelden aan te voeren van heel beroemde duivenliefhebbers(iedereen is bekend met de zogenaamde ren of voliere van de Gebrs. Janssen uit Arendonk) die hun kweekduiven gehuisvest hebben in een open voliere. De broedschotels moeten in de nestbak in het directe licht geplaatst worden. Niet in het donker. Het donker en schaduwen verhinderen in meer of mindere mate de aanmaak van het energieveld. Dit is tevens de verklaring waarom bepaalde broedhokken in het kweekhok gemakkelijker goede jonge duiven "voortbrengen" dan andere. Kijkt u uw notities er maar eens op na.

Goed licht is dus onontbeerlijk voor de ontwikkeling van het energieveld van de jonge postduif. Licht verschaft ook andersoortige voedingsstoffen die niet uit voer of andersoortige bijprodukten kunnen komen. Het geeft een beter gevederte en vrolijkere jonge duiven. Met andere woorden: de natuurlijke vitaliteit is stukken beter verzorgd. De oogkleuren zullen ook veel voller zijn. Een goed gepigmenteerde iris wijst immers op veel natuurlijke vitaliteit. Wat dit voor de postduivenliefhebber in de praktijk voor voordelen oplevert, dat hoef ik hier niet op te sommen. Dat is aan iedereen die dit leest meer dan duidelijk.

Het laatste decennium zijn veel duivenliefhebbers onder invloed van een steeds verder in tijd naar voren gehaald vluchtprogramma er toe overgegaan om aan winterkweek te gaan doen. In het begin gebeurde dat met een beperkt aantal kweekkoppels. Nu worden op veel hokken ook al de weduwnaars in de periode eind december - half januari bijelkaar gezet. Het spreekt voor zich dat er dan moet worden bijgelicht. Bijlichten kan het beste door middel van TL-buizen gebeuren en niet door middel van gewoon licht. Fluorescerend licht komt namelijk in sommige gevallen(een bepaald type TL-buis) vrij dicht in de buurt van normaal zonlicht en sommige TL-buizen(de zg. daglicht buizen type Osram-Biolux) geven zelfs in bescheiden mate UV-a straling af.  De periode dat UV-a in de vrije natuur beschikbaar is, is ´s-zomers het meest en ´s-winters het minst.  UV-b is in de periode, van voor de voorjaars- en na de herfstzonnewende helemaal niet beschikbaar.  In de winter is navigeren voor postduiven met hun orientatievermogen dan ook bijna uitgesloten en kunnen ze slechts op hun visuele herinnering vertrouwen. En bij slecht winterweer is dat bijna altijd fataal voor duiven die verdwalen.

De duif maakt normaliter het meest gebruik van zijn visuele geheugen. Binnen een straal van enkele kilometers van het hok vandaan hoeft het navigatiesysteem tijdens trainingsrondjes niet gebruikt te worden. Dan is visueel orienteren voldoende. Dat geheugen maakt het mogelijk dat een postduif de laatste kilometers in een rechte lijn naar huis aflegt.

Om goed te kunnen zien, daarvoor zijn echte kleuren nodig. Daglicht TL is daarvoor het beste geschikt. Gewoon licht is veel minder geschikt, omdat het kleurenspectrum ervan te beperkt is. Als het kleurenspectrum uit balans is, dan ben je niet in staat alle details te zien of te onderscheiden. Zoals we weten kan een duif ver zien. Dat heeft te maken met het vermogen om te kunnen focussen. Om dat vermogen te kunnen ontwikkelen, daarvoor is veel licht in een bepaalde levensfase nodig. Veel licht wat het daglicht zo dicht mogelijk benadert. Daglicht TL is zoals gezegd voor dit doel het beste geschikt. We kunnen hiervoor kiezen uit twee typen armaturen. Normaal en electronisch. De normale TL armatuur wordt door middel van een starter ingeschakeld en werkt op een frequentie van 50Hz. Dat wil zeggen 50 knipperingen per seconde. Een postduif neemt deze knipperingen waar. Een mens niet. Het is ongeveer te vergelijken als je naar de TV kijkt en daar de kamera op een andere TV gericht ziet. De beelden van die andere TV neem je als het ware langzaam scrollend waar. Wij vinden dat dan vervelend voor onze ogen. En datzelfde geldt voor een duif die in een hok zit dat konstant verlicht wordt door een normale TL balk van 50Hz. Een duif wordt daar op een gegeven moment gestoord van. Dat uit zich in het nesterin in de steek laten of de jongen niet goed verzorgen of helemaal aan hun lot overlaten. De oplossing is het installeren van een electronisch TL-armatuur. De frequentie daarvan ligt rond de 25-30.000 HZ. Die frequentie wordt door duiven niet zodanig als hinderlijk ervaren en zij voelen zich er zichtbaar beter onder. En dat komt op alle gebied ten goede aan de ontwikkeling van de jonge duif in de broedschotel.


Sitemap
Printvriendelijk
Mail sturen
RSS feed

Submenu

Uw naam

Paswoord

Remember me


Steven van Breemen