Wetenschappelijk onderzoek in het kader van ultraviolet licht heeft niet alleen bij postduiven plaats gevonden. Zo is onder meer aangetoond dat honingbijen ultraviolet licht gebruiken als een signaalfunctie. Ultraviolet licht weerkaatst namelijk op elke ondergrond op een andere manier en met een andere frequentie. Zo ook in het geval van bladeren en bloemen. En bloeiende bloemen uiteraard ook. Bijen maken mede van de wijze van ultraviolet reflectie gebruik om honing op te sporen.
Zo heeft ander wetenschappelijk onderzoek aangetoond dat sommige vogelsoorten ultraviolet licht gebruiken bij hun partnerkeuze. Zij nemen waar in welke mate ultraviolet licht wordt weerkaatst op het verenpak van een mogelijke partner.
In mijn observaties van het orientatievermogen van postduiven heb ik ook een bepaalde visie in de roofvogelproblematiek. Ik had er nog geen melding van gemaakt, omdat het lezen ervan zeker van de nodige glimlachjes gepaard zou zijn gegaan. Onderstaande wetenschappelijke onderzoeken op het gebied van roofvogels hebben me echter zodanig gesterkt in mijn mening dat ik deze hier nu weer durf te geven.
Ultraviolet wordt in de ogen opgevangen door een bepaald gevoelig soort pigment. Bij duiven en andere van een orientatiesysteem voorziene levende wezens, zoals vogels, vissen en amfibieen, komt dit pigment (in de onderzoeksverslagen ook wel receptoren genoemd) in 4 verschillende soorten ("cones" genoemd) voor. Bij roofvogels slechts in 1 of hooguit 2 soorten. En die mechanismen blijken maximaal gevoelig voor ultraviolet licht op een bepaalde sterkte. Wetenschappelijk onderzoek suggereert dan ook dat roofvogels ultraviolet licht gebruiken bij het opsporen van hun prooi.
In ieder geval is er iets mis wanneer roofvogels een prooi aanvallen. Ik heb het orientatievermogen van postduiven, trekvogels, vissen e.d. omschreven als een energieveld wat zij gebruiken om zich te orienteren. Ik heb dit vergeleken met een soort opslag. De opslag kan vol zijn, maar ook leeg. Postduiven met een volle opslag maken minder kans op een roofvogel aanval dan postduiven met een lege opslag. Als de opslag leeg is of bijna leeg vormt die postduif een gemakkelijke prooi. Het vlieggedrag van postduiven met een bijna lege of lege opslag is anders dan het vlieggedrag van postduiven met een volle opslag. Het is voor de roofvogel als een soort advertentie. Hij neemt dat typische vliegedrag waar en scant met zijn ultraviolet receptor (en) zijn keuze uit de koppel rondvliegende postduiven vandaan. Bepaalde ultraviolet weerkaatsing van het verenpak van het mogelijke slachtoffer speelt hierin een rol.
Mijn observaties van het orientatievermogen bij postduiven hebben mij geleerd dat broedende duivinnen hun energie benodigd voor het orientatievermogen veel sneller opladen dan doffers. Zouden daarom doffers vaker ten offer vallen aan roofvogels? En wordt daarom het jagen op prooi meer gedaan door mevrouw slechtvalk of havik dan meneer? De tijd zal het leren wanneer er sluitend wetenschappelijke bewijs voor gevonden wordt. Onderstaande twee wetenschappelijke onderzoeken geven in ieder geval aan dat ook roofvogels van ultraviolet licht gebruik zouden kunnen maken bij het selecteren van hun prooi.
--------------------------------------------------------------------------------
Retinal receptors in rodents maximally sensitive to ultraviolet light.
Jacobs GH, Neitz J, Deegan JF 2d
Department of Psychology, University of California, Santa Barbara 93106.
High sensitivity to near-ultraviolet light is a fundamental feature of vision in many invertebrates. Among vertebrates there are some amphibians, birds and fishes that are also sensitive to near-ultraviolet wavelengths. This sensitivity can be achieved through a class of cone photoreceptor containing an ultraviolet-sensitive pigment. Although these receptors were thought not to exist in the eyes of mammals, we now report that some rodents have a retinal mechanism that is maximally sensitive to ultraviolet light.
--------------------------------------------------------------------------------
Vision Res 1994 Jun;34(11):1433-41 Sensitivity to ultraviolet light in the gerbil (Meriones unguiculatus): characteristics and mechanisms. Jacobs GH, Deegan JF 2nd Department of Psychology, University of California, Santa Barbara 93106. In earlier electrophysiological experiments on the Mongolian gerbil (Meriones unguiculatus) evidence was obtained to suggest that the retina of this rodent contains only a single type of cone. The cones were found to have peak sensitivity of about 493 nm. Gerbil rods have peak sensitivity of about 500 nm, yielding a Purkinje shift that is small in magnitude and reversed in direction from that conventionally found among mammals. In a series of experiments we extended electrophysiological and behavioral measurements to include UV stimulation and this reveals a second photopic mechanism. Several pieces of evidence suggest this second mechanism is a cone having peak sensitivity of about 360 nm. Results from adaptation experiments show that the sensitivities of the two cone mechanisms can be independently manipulated, and thus they presumably reflect the operation of two types of cone photopigment. The results from behavioral experiments verify that the gerbil UV mechanism provides information that can be used to make visual discriminations based on intensity differences. A test of color vision additionally suggests that the two cone pigments can support some color discriminations.
PMID: 8023454, UI: 94295144 |