In deze figuur worden de wedvluchten schematisch weer gegeven. Omdat dit de basis van onze sport zo duidelijk weergeeft, zal een lossingsbeleid ook op deze drie onderdelen toegespitst moeten zijn. Alleen als in alle drie de vakken de situatie het ideaal benadert kunnen we spreken van een optimale vlucht. Uit deze figuur wordt ook het belang wat we moeten hechten aan goed vervoer en verantwoorde duivenlossingen duidelijk. Wat je thuis allemaal doet om de duiven optimaal voor te bereiden op de vlucht kan tenietgedaan worden door de twee andere factoren. Vandaar dat het lossingsbeleid N.P.O. gericht moet zijn op het beheersen van de factoren:
-Vervoer en
-Lossing.
Lossingsbeleid:
Het lossingsbeleid moet worden onderbouwd met gedegen onderzoek en benoeming, gekoppeld aan de omschrijving, van de invloedsfactoren op een succesvol vluchtverloop. Er worden kengetallen opgesteld worden voorafgaand aan de vlucht en over het verloop van de vlucht. Alle belangrijke punten die een rol spelen tijdens vervoer, lossing en terugreis moeten in kaart gebracht worden en binnen het lossingsbeleid een plaats krijgen. Door het toepassen van een multi variantie analyse moeten de factoren die invloed uitoefenen op het vluchtverloop in kaart gebracht worden. Met een computerprogramma zou een lossingsprognose gemaakt moeten kunnen worden, waarin door invoer van de kengetallen behorend bij deze factoren, aan alle belangrijke voorwaarden moet worden voldaan. Een systeem zoals de "+-jes" en "-tjes" is op zich effectief genoeg voor de pilot (zie betreffende tekst), maar het is zaak dit uiteindelijk in een rekenmodel onder te brengen zodat er geen misinterpretatie kan ontstaan.
Onderzoek nodig voor bepalen lossingsbeleid:
De massa gegevens over navigatie en oriëntatie van postduiven, de lading praktijknotities en meteorologische gegevens die verzameld kunnen worden in een vliegseizoen, verloopgegevens, alles bij elkaar genomen, moet dienen als basis voor dit uitgebreide epidemiologische onderzoek. Epidemiologisch onderzoek brengt de oorzaak en verspreiding van problemen in kaart met een zogenaamde ‘holistische’ blik, dat wil zeggen: alles meenemen wat je mee kunt nemen. In wetenschappelijke termen: een uitgebreide analyse van een grote hoeveelheid data om de factoren die vluchtverliezen vergroten of verkleinen te kwantificeren is hard nodig. Dat betekent dat alle mogelijke factoren die invloed uit kunnen oefenen op het verloop van een wedvlucht in beeld gebracht moeten worden en van iedere factor gewogen moet worden hoeveel invloed die heeft. We kunnen denken aan invloeden als vervoer, weersomstandigheden, gezondheid van de duiven, kwaliteit van de verzorging enz. Als je op kunt maken welke factoren cruciaal zijn voor een goed verloop van een vlucht, dan kun je gericht uitwerken hoe je die factor zo optimaal mogelijk kunt beïnvloeden. Op basis van deze risicoanalyse kunnen controleerbare factoren (bijvoorbeeld de ventilatiecapaciteit van een duivencontainer) worden aangepast om positief hun effect op vluchtverliezen invloed uit te laten oefenen. De risico-inventarisatie van oncontroleerbare, maar voorspelbare factoren (bijvoorbeeld de weersverwachting) kan worden meegenomen in controlelijsten of lossingsbeleid. Computermodellen kunnen aan de hand van de verkregen waarden voorspellen of een weersverwachting de kans op verliezen vergroot of verkleint. Wanneer normen worden vastgesteld, dan kan beter worden besloten of een vlucht wel of geen doorgang kan vinden of misschien zelfs (op voorhand) afgelast moet worden. Eigenlijk moet dit landelijk geregeld kunnen worden, binnen een gecoördineerd onderzoek, zodat betrouwbare gegevens voorhanden komen.
Gegevens:
Benoemen en analyseren van het verloop van een wedvlucht moet standaard geregeld worden, net als het uitrekenen van de uitslag kan dit automatisch gebeuren. Staatjes met daarin het vluchtverloop (methode ´Vluchtrecorder´) en parameters van verschillende weersomstandigheden dienen te worden afgedrukt in de uitslag en grondig geëvalueerd per afdeling en nationaal na elk vluchtseizoen. Bovendien moeten deze gegevens de basis vormen voor een gedegen onderzoek naar alle factoren samenhangend met een wedvlucht.
Het vertalen van voorwaarden en factoren.
Alle randvoorwaarden om een lossing doorgang te kunnen laten vinden moeten zijn besloten in een lossingsreglement. Factoren die de oriëntatie van de duiven ter plaatse beïnvloeden moeten in kaart worden gebracht en gewogen. Weersomstandigheden moeten worden benoemd en uitmonden in een advies, een soortgelijk concept als het advies voor de kleine luchtvaart van het KNMI voor Schiphol (TT 707), wat vertaald dient te worden in een weerbericht speciaal voor de postduivensport.
Invoering van het beleid.
Aangezien er een uniform lossingsbeleid moet komen in de Nederlandse postduivensport, is het zaak dit geheel en goed te communiceren met de betrokken Afdelingen en liefhebbers. Belonen van positief gedrag, zowel bij liefhebbers als de verantwoordelijke bestuurders is daarbij de beste optie. Opleggen van sancties moet mogelijk zijn als er kan worden aangetoond dat lossingsverantwoordelijken herhaaldelijk het welzijn van de postduif schaden. Door als N.P.O. fasciliterend op te treden met behulp van een cursus voor lossingsbeleid, ontwikkelen van een reglement en beschikbaar laten stellen van data voor verdere verwerking, wordt de drempel verlaagd die nodig is om te participeren voor de afdelingen. Er dient geregeld tussentijds gepubliceerd te worden, met name om liefhebbers te overtuigen van het nut van het in sommige ogen wellicht verregaande reglement. Perscommuniqués en beleidsstukken dienen in klare taal voor ieder lid van de N.P.O. beschikbaar te komen. Wellicht is ook overleg met betrokken instanties buiten de duivensport interessant en noodzakelijk (techneuten op computer en ventilatiegebied, overlegorganen met dierenbeschermingsorganisaties, ministerie, universiteiten).
Wanneer er gecommuniceerd gaat worden met de Afdelingen en leden is het van belang om in de communicatie aan te kunnen sluiten bij de belevingswereld van de ontvanger(s). Aansluiten dus bij de persoonlijke beleving in het hoofd van mensen die vaag of helder kan zijn en beperkt of uitvoerig, afhankelijk van ondermeer de betrokkenheid bij de organisatie. Dit moet tweerichtingsverkeer zijn, liefhebbers die via internet wat in kunnen brengen en een N.P.O. die informatie brengt. Bewustwording van de problematiek en de waarde van een lossingsreglement voor de sport moeten duidelijk worden.
Leden hebben een hogere informatiebehoefte dan dat vroeger het geval was. Tegenwoordig zijn de leden veel uitdrukkingsvaardiger in woord en geschrift en dat resulteert in behoefte tot medezeggenschap. Veranderingen roepen bovendien onzekerheid op en daarmee vergroot de vraag naar informatie. En het realiseren van organisatiedoelen is niet een kwestie van eenrichtingsverkeer, maar van een dialoog tussen leden en bestuur, die gericht is op verbetering van de kwaliteit in algemene zin.
Een duidelijk geformuleerde toekomstvisie en de strategie om die te bereiken moet aansluiten bij de sportbeleving van de leden. Het belangrijkste wat er binnen de duivensport moet gebeuren is het bevorderen van de betrokkenheid van de leden en het begeleiden in veranderingsprocessen. Een tevreden duivenmelker is ook bereid om zijn sport uit te dragen, een morrende liefhebber grijpt elke gelegenheid aan om zijn ongenoegen kenbaar te maken. Wanneer liefhebbers ontevreden zijn met de gang van zaken zal dat onherroepelijk consequenties hebben voor hun gedrag. Tevreden leden daarentegen zullen ook eerder bereid zijn om veranderingen te accepteren, vooral wanneer ze inzien dat het de kwaliteit van de duivensport vergroot. Daarin is een goed Lossingsbeleid een heel dankbaar onderwerp, want het geeft mits goed uitgevoerd, navenant en direct tastbaar resultaat in alle geledingen van de organisatie.
Structuur Pilot´s
Om de proef gestructureerd te kunnen laten verlopen wordt de volgende structuur voorgesteld. De pilot kan worden voorgesteld als een project wat binnen een organisatie wordt uitgevoerd door ‘externen’ die evenwel duidelijk contact hebben met de organisatie. De opzet van een adviesbureau dat een bepaald beleidsonderdeel beoordeelt binnen een bedrijf kan daarbij als leidraad dienen.
Sturing van het project.
Vanuit het bestuur N.P.O. en Bureau N.P.O. komen de lijnen te liggen naar verschillende werkgroepen en commissies binnen de pilot. De terugkoppeling van ontwikkelingen dient te gebeuren naar bestuur N.P.O. en de Nationale Lossingscommissie resp. Vervoerscommissie N.P.O. en W.O.W.D. De stuurgroep voert het project uit en bestaat daarom bij voorkeur uit een aantal externen, aangevuld met leden van bijv. bestuur N.P.O., W.O.W.D., Vervoers -en Nationale Lossingscommissie, I.W.B. etc.
De onderstaande structuurschets dient nader ingekleurd te worden naar takenpakket en plaats binnen de pilot. Bovendien dienen er geschikte mensen te komen voor de verschillende posities.
Binnen de werkgroepen vervoer en lossing dienen in ieder geval tijdens de pilot de volgende onderwerpen aan bod te komen:
-Dataverzameling (vluchtgegevens, temperatuurverloop, weervariabelen) en implementatie;
-Raadplegen van (externe) deskundigen m.b.t. lossingen, vervoer, weer, oriëntatie, P.R. enz.;
-Opstellen van beleidsstukken en communiqués.
Sturing van te volgen beleid binnen de pilot vindt plaats vanuit de stuurgroep, die weer terugkoppelt naar bureau en bestuur N.P.O. Door middel van het opstellen van een kwaliteitszorgsysteem voor vervoer en lossingen is het mogelijk een gestructureerde aanpak te waarborgen en alle belangrijke onderdelen qua zwaarte mee te wegen in een eindontwerp. De tussen haakjes genoemde systemen kenmerken zich door het inventariseren van sterke- en zwakke punten en het opstellen van een certificeringssysteem waarin voor betrokken Afdelingen en leden duidelijk helder is te verwoorden aan welke voorwaarden er voldaan dient te worden. Gezien de ontwikkelingen in industrie, M.K.B. en maatschappij zal een dergelijk Postduivensport Kwaliteits Systeem een gewaardeerd instrument kunnen opleveren. Nader voorwerk over de opzet van een dergelijk systeem is nodig, maar past binnen het tijdpad. Door met name in de pilot zoveel mogelijk informatie te verzamelen (data) en te analyseren is er eind 2001 een schat van informatie beschikbaar voor interpretatie, die vervolgens binnen het controlesysteem is in te passen.
Voorgestelde procedure:
Het is belangrijk een soort stappenplan aan te geven wie er bij het tot stand komen van het lossingsbeleid en het reglement in welke fasen worden betrokken. Als hier goed zicht op is kan ook de planning worden gemaakt.
Planning:
-Verder inventariseren, corrigeren en opstellen c.q. uitwerken van (voorlopige) lossingsrichtlijnen
-Pilotprojecten verder uitwerken:
-a. Werkgroep Lossing(tijdpad april 2001-najaar 2002; A.V.L.-N.P.O.)
b. Werkgroep Vervoer(tijdpad april 2001-najaar 2001; A.V.L.-N.P.O.)
-Internetsite IWB
-Opleiding en begeleiding lossingsverantwoordelijken en convoyeurs
-Opstellen (concept en later definitief) Lossingsreglement
-Vaststelling Lossingsreglement
Samenvattend:
Het te ontwikkelen Lossingsbeleid zal onderdeel uit moeten maken van een verantwoord wedvluchtbeleid. Dit betekent dat een Lossingsreglement ook borg moet staan voor de verzameling van gegevens die de hele wedvlucht behelzen. Invloedsfactoren vanuit vervoer, zoals bijvoorbeeld te weinig ventilatiecapaciteit, te hoge temperatuur, te hoge beladingsgraad, te hoge of lage mandbezetting en te lange reisduur, moeten worden meegewogen in een lossingsbesluit. Als het vervoer van de duiven niet optimaal is geweest, zal er later gelost moeten worden om de duiven te laten herstellen. Gegevens voor het vluchtverloop moeten worden meegenomen in een lossingsbesluit omdat het weer op het traject van de losplaats naar het thuishok veel invloed uitoefent op de vliegduur en verliezen. Een Lossingsreglement kan dus niet losstaan van de andere in de driehoek vermelde factoren.