ONTBREKENDE HEADING > Het lossingsverhaal > Wind

Wind

Onder normale omstandigheden vliegen postduiven tijdens een wedvlucht op een hoogte van 250 tot 300 meter naar huis. Daarbij speelt de windrichting en de windkracht een belangrijke rol.  Kopwind levert voor duiven de meeste problemen op. Ze vliegen dan zeer laag langs de grond en wippen iedere keer weer over bomen, hekken en andere hindernissen heen. Maar een duif in vorm speelt met de wind en corrigeert onderweg gemakkelijk telkens opnieuw zijn koers. Het is al heel lang bekend in postduivenland dat slechts de beste duiven en de duiven die het best in vorm zijn(of een combinatie van beide) er in slagen tijdens een sterke kopwind op koers te blijven.

Kopwind.

Duivenliefhebbers hebben graag kopwind met warm en zonnig weer voor hun duiven tijdens een wedvlucht. Toch kan kopwind enorm gevaarlijk zijn voor duiven. Indien de bewolking een zodanig orientatiematige belemmering vormt, dan laten duiven zich op de wind afdrijven(om aldus geen specifieke energie nodig voor het orienteren zelf te verspillen) en gaan op zoek naar een gebied waar ze zich wel optimaal kunnen orienteren. De convoyeurs melden in dit specifieke geval aan het thuisfront: "de duiven zijn verkeerd vertrokken". Een lossing met kopwind, veel bewolking en regen in de lucht loopt dan ook bijna altijd falikant verkeerd af. Vooral in het voorseizoen. Waarom?? Omdat de duiven dan vaak vele kilometers meer moeten vliegen dan de afstand tussen de losplaats en het hok aangeeft. En die extra gevlogen kilometers doen de gemiddelde snelheid altijd onder de aanvaardbare 1100 meter grens dalen. Als zich in het voorseizoen omstandigheden zoals laaghangende bewolking met regen en weinig of geen wind voordoen, dan is het steeds oppassen geblazen, want dan is een rampvlucht aanstaande.

Staartwind of wind van achter.

Als de wind een staartwind is, dan is het verloop van de wedvlucht bijna altijd goed. De behaalde snelheden van de duiven aan de kop van de uitslag zijn bijna altijd erg hoog en de ervaring heeft ons geleerd dat bijna iedere duif zo´n vlucht winnend kan afsluiten. De in Nederland en Belgie vaak overheersende zuidwesten wind is meestal krachtig genoeg om regelmatig het voor het orientatievermogen noodzakelijke "hemelblauw" tussen de bewolking door te laten verschijnen.
 

Zijwind.

Er zijn veel spreekwoorden in omloop over de oostenwind, en in alle gevallen brengt zij het er niet al te best vanaf. Het volgende gezegde uit de engelse taal is het meest karakteristieke: " The east wind is neither good for man nor beast". Van de windrichtingen uit de kompasroos is de westen wind eigenlijk degene waaronder de concoursen het best verlopen. Een lichte westen wind helpt bijna alle duiven goed thuis te komen het maakt bijna niet uit waar zij op de landkaart wonen. Zodra de westen wind krachtig tot hard wordt, beinvloedt zij het verloop van de concoursen echter behoorlijk. De vroege prijzen vallen dan bijna allemaal aan de oostkant van een concoursgroep of samenspel terwijl de westkant er bijna niet aan te pas komt. Zodra de westen wind stormachtig wordt is het oppassen geblazen. Onder dergelijke omstandigheden worden duiven gemakkelijk uit de koers gedreven en hebben zij grote moeite met op hun hok terug te keren. Het steeds maar weer inschakelen van hun orientatievermogen en het aan de hand daarvan corrigeren van hun koers heeft een zig-zag effect tot  gevolg. Met andere woorden duiven vliegen dan niet meer in rechte lijn en maken dus veel te veel kilometers. Het spreekt voor zich dat duiven met een niet goed funktionerend orientatievermogen het onder deze omstandigheden erg moeilijk hebben. Heel veel van deze duiven slagen er dan ook niet in om weer thuis te komen totdat de wind is gaan liggen.
 

Geen wind of windstil.

Een lossing onder dergelijke omstandigheden moet altijd met de grootste zorg uitgevoerd worden. Ze komen echter niet vaak voor en als ze voor komen is dat tijdens warme zomerse dagen. Dan moet er ook opgelet worden dat de temperaturen niet te hoog oplopen. Zodra de temperaturen tropische waarden van 30 C en meer bereiken, kan er het beste beslist worden om niet te lossen. Hoge temperaturen en windstilte zijn omstandigheden waaronder duiven gemakkelijk gedesorienteerd kunnen raken met alle nare gevolgen van dien. Het hoe en waarom wordt uitgebreid behandeld in het hoofdstuk inversie.


Sitemap
Printvriendelijk
Mail sturen
RSS feed

Submenu

Uw naam

Paswoord

Remember me


Steven van Breemen