Hints voor modern postduivenvervoer
Het klimaat (de temperatuur, de samenstelling van de ingeademde omgevende lucht en de verplaatsing ervan) in de reismanden en de klimatologische omstandigheden buiten de duivencontainer tesamen zijn van grote betekenis voor de gezondheid en de konditie van postduiven. En daaruit konkluderend de mate van prestaties die de duiven voor de liefhebber behalen. Ook spelen invloeden als truck en verkeerssituaties onderweg een rol. Het bereiken en vasthouden van eenzelfde klimaat in de manden die veelal vlak tegen en boven elkaar zijn geplaatst in de duivencontainer is verre van gemakkelijk. Het zou best eens zo kunnen zijn dat de volgende versie duivencontainer wel eens een totaal andere zou kunnen zijn van het tegenwoordig gangbare model. Het optimaal beheersen van het klimaat in een duivencontainer stelt namelijk bijzondere eisen aan de konstruktie, de inrichting en de wijze waarop de aangebrachte voorzieningen (o.a. ventilatiesysteem) gebruikt dienen te worden.
Het omgaan met de temperatuur.
Naar mate de omgevingstemperatuur stijgt, neemt de stofwisseling toe. Vooral als de hoge temperatuur gepaard gaat met een hoge luchtvochtigheid. Tijdens dergelijke onstandigheden worden dan al de energiereserves aangesproken die duiven tijdens de vlucht terug naar huis nodig hebben om optimaal te kunnen presteren. Bij hoge temperaturen gaat de duif naar verhouding steeds meer warmte, in de vorm van luchtvochtigheid, afgeven. Concluderend: een optimaal regelbaar ventilatiesysteem is hier dus van het allergrootste belang. De ventilatie moet goed aan de weersomstandigheden kunnen worden aangepast: bij hogere temperaturen een hogere ventilatiesnelheid en bij lagere temperaturen tocht vermijdend, een lagere ventilatie snelheid. Tocht is een in een ruimte onaangenaam aandoende koude luchtstroom langs het lichaam die te snel doet afkoelen. Bij postduiven worden dan de slijmvliezen van ogen, neus en bijholtes geïrriteerd, waardoor de gevoeligheid voor infecties toeneemt. Bij hoge temperaturen zorgt een goede ventilatie voor de nodige verkoeling door het vervangen van vochtige en warme lucht door koelere en drogere lucht, zodat duiven hun lichaamswarmte steeds weer opnieuw gemakkelijk kwijt kunnen. Dit is uiteraard ook van toepassing op de inkorflokalen en de transportwagentjes van de postduiven verenigingen die zorg dragen voor het transport van de inkorflokalen naar het verzamelpunt.
Kooldioxide.
Kooldioxide(CO2) in te grote concentraties in de ingeademde lucht veroorzaakt een verzuring van het lichaam en beïnvloedt als zodanig sterk de hoogte van de prestaties. Het verstoort namelijk de omzetting van energie bestemd voor de spieren. Het CO2-gehalte in de ingeademde lucht neemt toe bij onvoldoende ventilatie en bij lagere omgevingstemperaturen. Bij koud weer moet dus opgepast worden met al te rigoreus ventileren. En bij warm weer juist het tegenovergestelde. Als het gehalte CO2 stijgt, neemt het zuurstofgehalte in de ingeademde lucht af ten gevolge van de zuurstofopname van het lichaam.
Ammoniak.
Een te hoog gehalte aan ammoniak in de ingeademde lucht veroorzaakt ademhalingsproblemen, irritatie van luchtwegen en het scherp doordringende gas is van invloed op het funktioneren van het zenuwstelsel en zintuigen zoals ogen en neus. Het beïnvloedt in negatieve zin het oriëntatievermogen van de postduif, zodat het vinden van de juiste richting direkt na de lossing een groot probleem kan zijn. Een goede ventilatie is dus ook hier weer de enig juiste oplossing: de aanwezige ammoniak afzuigen en tevens de relatieve vochtigheid verlagen, zodat de vorming van ammoniak uit de ontlasting afneemt.
Rondzwevend stof.
Duiven geven het ons bekende fijne duivenstof af. Houtmot, stro en haksel als bodembedekkers in de manden en opdrogende ontlasting zorgen ervoor dat er nogal wat fijn stof in de ingeademde lucht terecht komt. Dit stof is vaak drager van ziekte verwekkende virussen en bacteriën. De infektiedruk neemt dus door rondzwevend stof aanmerkelijk toe. Fijn stof dat diep in de longen doordringt kan ornithose en andere kwalen aan neus, keel en ademshalingsorganen veroorzaken. Het gevolg is dat duiven die langdurig in een dergelijk omgevingsmilieu verkeren snel in conditie achteruit gaan met alle nadelige gevolgen, met betrekking tot hun succesvolle terugkeer, van dien. Ook hier is nauwkeurig ventileren weer de oplossing om dit probleem binnen de perken te houden.
Invloeden van buitenaf.
Ook moet terdege rekening worden gehouden met de schadelijke uitlaatgassen van het verkeer. Om dit in de duivencontainer goed te kunnen reguleren door middel van ventilatie is praktisch gezien bijna onmogelijk. Van groot belang is het kiezen van de plaats waar de verse lucht de duivencontainer binnenkomt. Dit moet ver uit de buurt van de uitlaat van de truck zijn. In de uitlaatgassen van de truck komt onder andere koolmonoxide voor. Dit uiterst schadelijke gas beïnvloedt nadelig de zuurstofvoorziening in het bloed van belang voor het neerzetten van topprestaties. Het duurt lang voordat de spieren weer optimaal werken en een postduif die in een dergelijke situatie heeft verkeerd zal veel te laat terug van de wedvlucht op het hok terugkeren.
Nadelige faktoren.
Als we alles eens goed op een rijtje zetten, dan blijkt er heel wat te kunnen gebeuren waardoor de prestaties van postduiven tijdens het vervoer nadelig kunnen worden beïnvloed:
a. een onjuist gekonstrueerde duivencontainer met een daardoor niet optimaal funktionerende ventilatie; b. het niet op het juiste moment snel en adequaat op de situatie kunnen inspelen van de convoyeur; c. de plaats waar de lucht de duivencontainer binnenkomt is van groot belang met betrekking tot de hoeveelheid en de kwaliteit van de ingeademde lucht; d. alle andere dan de kleur wit zijn verkeerde om de container aan de buitenzijde van te voorzien. De kleur wit speelt een belangrijke rol indien de duivencontainer overdag in de zon rijdt: minder stralingswarmte-ontwikkeling.
Richting aangeven.
Het is begrijpelijk wanneer een duivencontainer ruimschoots aan de vier bovengenoemde eisen voldoet, dat er opmerkingen komen van postduivenliefhebbers uit andere regio´s, waarvan de duiven niet onder dezelfde optimale omstandigheden vervoerd worden. Om vervolgens te verzoeken om uitsluiting van deelname van een dergelijke duivencontainer en daarmee tevens stopzetting te bereiken van een voor de postduivensport belangrijk projekt, spreekt van weinig inzicht en doorzicht richting toekomst van de postduivensport in het algemeen.
Het moet voor alle betrokkenen duidelijk zijn dat:
a. het onder invloed van de Wet Welzijn Dieren de neuzen van alle concoursorganiserende instanties één kant op dienen te wijzen om een slechte pers na een rampzalige vlucht in de toekomst zoveel mogelijk te kunnen vermijden en daarmee mogelijke dwangmaatregelen te kunnen voorkomen; b. er in het kader van de snelle terugloop in het ledenaantal van de Nederlandse Postduivenhouders Organisatie ledenbehoudende akties gepleegd moeten worden. Een steeds positief vluchtverloop voor duivenliefhebber en duiven kan hier een wezenlijk belangrijk onderdeel in vormen; c. er veel aan het postduivenvervoer geoptimaliseerd kan worden en dat de know-how voor iedereen die dat wenst beschikbaar dient te komen.
Verslag van een wedvlucht.
Op 13 juni 1996 schrijft Roelf v.d. Molen de chef-convoyeur van de NABvP concoursen in het N.P.Orgaan over de omstandigheden op de losplaats Orleans. Om 18.00 uur was het maar liefst 34 graden, hoeveel het midden op de dag was wordt niet vermeld, dat zal zeker enkele graden hoger zijn geweest. Wat hij jammergenoeg niet in zijn verslag vermeldt is de temperatuur in de duivenwagens die op de losplaats stonden. Mijn zegsman in deze kwestie was ondersteboven van de meting ter plaatse: 42 graden! Van der Molen roemt de Afd. G. die in plaats van met 2 overvolle, met 3 duivencontainers op de losplaats verscheen. Dit voorbeeld verdient volgens hem landelijke navolging. Ook de hoofdconvoyeur van de Afd.M. deed wat hij moest doen: meerdere malen onderweg stoppen, luchten en water geven. De duiven kwamen dankzij deze extra zorg prima naar huis.
Het rapport van Wageningen.
Tussen de alinea´s door wil ik nog iets anders opmerken. Gekeken naar het inmiddels in duivenmelkerskringen befaamde rapport van Wageningen(zie referentielijst), hadden bijna alle Orleans duiven niet meer in leven moeten zijn. Na diverse bezoeken te hebben gebracht aan postduivenliefhebbers in Thailand, waar altijd bij extreme temperaturen met postduiven aan wedvluchten wordt meegedaan, weet ik dat postduiven heel wat meer aankunnen dan het rapport van Wageningen suggereert. Mijn kennis in deze betreft slechts oude duiven, want ze nemen daar niet met jonge duiven van zes maanden oud aan de wedvluchten deel.
Mijns inziens kun je:
a. heel moeilijk een duivencontainer binnenshuis proberen na te bootsen in een tijdvak buiten het wedvluchtenseizoen wanneer de onderzoeksduiven het routinematige verblijf in de duivencontainer geruime tijd zijn ontwend. We moeten in de realiteit geinteresseerd zijn; b. ruiende duiven kunnen hun veren niet opzetten en zich op die manier isoleren tegen de warmte; c. in de testmaand oktober zijn de duiven reeds begonnen vetreserves op te bouwen voor de naderende winterperiode. Dit is een jaarlijks terugkerend ritueel.
Het is begrijpelijk dat bovenvermelde punten b en c het onderzoeksresultaat op een onjuiste wijze hebben beinvloed. Persoonlijk heb ik verschillende malen postduiven verzonden naar tropische landen. Meestal doe ik dat in november of december en het is meer dan eens gebeurd dat enkele postduiven niet konden overschakelen naar het tropische klimaat aldaar en het niet overleefden. Dat komt omdat ze in genoemde periode reeds teveel lichaamsvet hebben opgebouwd als reserve voor de winterperiode. Aangevette duiven hebben dus problemen met omschakelen van normale naar plotseling extreme temperaturen. Onderzoek op een dergelijk item dient dus bij voorkeur te geschieden tijdens het wedvluchtenseizoen en in de ruimtes waar de duiven verblijven en dan wanneer de aan de wedvluchten deelnemende duiven zich enigszins hebben aangepast aan het klimaat in de duivencontainer en de omstandigheden onderweg.
Eerst gekeken naar eigen hok.
Men beschouwt mij als specialist in het spel met de jonge duiven. Waarschijnlijk omdat ik al een aantal jaren sterk presteer met de jonge garde. Dat betekent dat de omstandigheden waaronder de prestaties geleverd worden al die jaren optimaal geweest moeten zijn. Het hok werd niet veranderd. Het kweeksysteem evenmin. Tot hier kloppen de voorwaarden. Laten we eens kijken wat de getallen ons leren. De standaard leert ons al een "duiveneeuw" lang: 1 koppel oude of 4 jonge postduiven per m3 hokinhoud. Bij mij passen in het wedvluchtenseizoen(bij aanvang wel tegen de 200 stuks) 160 jonge duiven op een hok van 2,5x3,5x2 m en dat is zo´n 16 m3. Daar zouden dus normaliter 64 jonge duiven in mogen. De standaard klopt, zij het voor normale omstandigheden, want toen ik jaren geleden in hetzelfde hok 100 jongen huisvestte, werden ze telkens opnieuw na enige tijd ziek. Zodra het aantal 60 bereikt was, werden ze weer gezond en begonnen ze te presteren, doch nog steeds verre van optimaal zodat ik een onderzoek begon hoe dat verbeterd zou kunnen. In 1979 startte ik met mijn experimenten aangaande een mechanisch verluchtingssysteem. Het dak en de zijwanden werd luchtdicht afgesloten(de luchtinlaat bevond zich aan de voorzijde) en aan het eind van een buizensysteem werd een traploos regelbare ventilator met een vermogen van 1500 m3/uur aangesloten. Onmiddellijk na de installatie van het systeem behoorden ziekten aan de luchtwegen tot het verleden en begonnen de jonge duiven richting topprestaties te marcheren en kreeg ik het predikaat specialist toegekend.
Toen gekeken naar het vervoer.
Nu eens wat andere cijfers. Onze duivencontainer: 11x3,75x2,5m=110m3 inhoud met daarin ondergebracht 212 boxen met 30 duiven=6360 duiven. Als we dit aantal afronden op 6000 duiven zitten er maar liefst 6 maal zoveel duiven in onze container dan in mijn eigen duivenhok. En bij mijn aantal krabt iedereen zich al flink achter de oren. Behalve bij het totaal aantal postduiven in de duivencontainer. Zonder blikken of blozen stoppen we er wekelijks rond de 6000 in met als mechanische verluchting slechts één ventilator met een capaciteit van 300m3/uur. Toch kun je een transportruimte voor postduiven bijna niet met een dagelijkse verblijfruimte vergelijken, maar als een ieders duivenhok een duivencontainer was zouden, dan we het in no time snel veranderen. Beter verluchten en er minder duiven in doen. En dit zijn absoluut geen onwaarheden.
Een commissie van onderzoek.
Het rapport van Wageningen heeft zeker doelen geraakt. Doch zodra het doel een concours gevende instantie voor postduiven betrof, ketsten de pijlen slechts af. De reden: omdat het altijd zo geweest is..... Is dat dan een reden om niets te moeten veranderen?? In mijn omgeving hebben eind januari 1996 een viertal postduivenliefhebbers de vervoersstichting met eerder genoemde feiten onder druk gezet. Ze mochten vervolgens als onderzoekscommissie aan de slag en toen één van hen bij wisseling van de wacht tot voorzitter werd benoemd, kwam de zaak in een stroomversnelling terecht. Als basis van vertrek werd allereerst een nieuw vervoersreglement toekomstgericht opgesteld. Het dient in het kader van de Unieke Werkgebieden Rayon 7 Midden Nederland i.o. als basis van vertrek voor het postduivenvervoer. Wat kwam er uit het onderzoek naar voren als verbeterpunten aan de bestaande postduivencontainer?
Watervoorziening.
Een automatische watervoorziening was geen overbodige luxe en is als aanpassing voor elke container aan te bevelen. De convoyeurs zijn met veel meer plezier aan het werk. En als zij plezier hebben in hun werk komt dat aan de duiven ten goede.
De buitenkant.
Het dak werd geïsoleerd en voorzien van een witte bovenlaag. Ook de buitenkant kreeg een opknapbeurt in witte uitvoering. De kleur wit werkt warmte afstotend, dus dat scheelt aanzienlijk met betrekking tot de warmte-opname van de duivencontainer onder invloed van direkt zonlicht.
De ventilatie.
Aan de hand van mij bekende gegevens aangaande de ventilatie van mijn duivenhok, werd de ventilatie van de duivencontainer aangepast. De luchtinlaat werd van zijn weerstanden(een aantal rechte hoeken) ontdaan en binnenin de container werd die vergroot. Er werden zoveel gaten in aangebracht dat op elk punt tot en met achterin de container evenveel verse lucht kon binnenstromen. Slimmerikken hebben door dat dat alleen maar zo is als de container over de weg rijdt. Als hij stil staat in de file of op de losplaats gebeurt er niets. Daarom werd een ventilator met een vermogen van 1300 m3 in de luchtinlaat aangebracht om wanneer nodig extra lucht te kunnen inbrengen. Deze werd gekoppeld aan de middelste thermostaat bovenin de container. Deze koppeling heeft tot gevolg dat als er bij stilstaan hoge temperaturen optreden er onmiddellijk lucht afgezogen wordt en er ook verse lucht wordt ingebracht. Vervolgens werden nog 7 ventilatoren van 700 m3, elk belastend draaiend plm. 300 m3, gelijkelijk over de lengte verdeeld, aangebracht. Een rekensommetje leert dat het vermogen van de ventilatoren te weinig is in verhouding naar die van mijn eigen duivenhok. In een duivencontainer is nu eenmaal standaard geen 220 volt aanwezig en zul je het met accu´s moeten oplossen. Méér dan twee accu´s kan de truck niet aan en die zijn toch redelijk gauw leeg bij konstant hoge temperaturen, zodat binnenkort geexperimenteerd wordt met een verbeterde stroomvoorziening: een geluidsarme en zo min mogelijk vervuiling gevende aggregaat. Dan kunnen er nog een aantal ventilatoren extra bijgeplaatst worden, die traploos regelbaar en tegelijkertijd automatisch via een thermostaat geschakeld kunnen worden.
Wat doet een spoiler.
De verse lucht komt de duivencontainer binnen via een grote z.g. luchthapper die bovenaan de voorzijde gemonteerd zit. Tegenwoordig rijden bijna alle trucks rond met een spoiler bovenop de kabine om de luchtweerstand te verkleinen en zodoende brandstof en geld te besparen. Je zou dus mogen konkluderen dat een luchtinlaat achter een spoiler niet of nauwelijks funktioneert. En dat bleek inderdaad ook zo te zijn. Eénmaal vervoerden wij met een truck waarop een spoiler zat. Op de heenweg met de spoiler naar beneden en op de terugweg met de spoiler omhoog gericht. Vanaf het moment dat op de terugweg de spoiler omhoog ging, steeg binnenin de container de temperatuur niet meer en bleef deze overal gelijk. De isolatie werkte dus goed en de spoiler ook: er kwam dus nauwelijks, inmiddels steeds warmer wordende, buitenlucht in.
Het registratie systeem.
Vervolgens wilden we weten wat er nu werkelijk binnenin een duivencontainer kwestie temperatuur en ventilatie gebeurt. Daartoe werden een aantal temperatuurvoelers geinstalleerd waarvan de gegevens via een computer in de slaapkabine van de convoyeur onmiddellijk afleesbaar zijn. De gegevens kunnen door middel van een zogenaamde datalogger in een personal computer ingelezen worden, waarna ze verder geanalyseerd kunnen worden. Er zijn inmiddels binnen het onderzoek zoveel verschillende variabelen opgetreden o.a. in buiten temperatuur, aantallen duiven in de mand en in de container, rijsnelheid, stoppen om bij te laden, belading van de container, dat veel meer gegevens nodig zijn om via duidelijk zichtbare lijnen wetenschappelijk verantwoorde konklusies te kunnen trekken. Toch wil ik u aangaande enkele bijzonderheden deelgenoot maken van onze ervaringen. Wellicht kunt u als lezer daarvan gebruik maken door enkele aanpassingen aan te brengen of om er op het juiste moment rekening mee te houden.
De eerste meetgegevens.
Bij een rijdende duivencontainer verlaat de opstijgende, warmere lucht de ruimte door de kieren en gaten van de halve deuren of via de rolluiken. Afhankelijk van de buitentemperatuur stijgt de binnentemperatuur binnen één uur na stilstand tussen de 2-5 graden. Komt de zon op dan doen de ontwakende duiven de binnentemperatuur nog eens 2-6 graden extra stijgen. Dit werd gemeten bij een container met een halve deuren systeem, die in het koude voorseizoen tot vlak voor de lossing gesloten bleven met het voorheen beschreven ventilatiesysteem in werking.
Een hint voor convoyeurs.
De gebruikelijke procedure die gevolgd wordt zodra een container op de losplaats arriveert, is dat de convoyeurs de halve deuren onmiddellijk geheel of gedeeltelijk openen. Afgezien van het feit dat dit veel onrust voor de duiven oplevert, indien er eerdere lossingen zijn, zijn er zaken zoals koude trek en tocht waarmee we ernstig rekening moeten houden. Koelt het ventilatiesysteem goed, dan hou je het best de deuren zo lang mogelijk gesloten. Ons registratiesysteem heeft op een bepaalde vlucht met een heel koude nacht, nadat de halve deuren slechts één half uur open stonden, een terugval in de temperatuur gemeten van 11,7 graden. En dat is een behoorlijke hoeveelheid warmte die dan naar buiten stroomt en anderzijds ontstaat een recht evenredige koude tocht naar binnen waarin de duiven terecht komen. Ook moet voorzichtigheid betracht worden met het open laten staan van de achterdeur. Door de gehele gang heen in de container komt er met een openstaande achterdeur een enorme ventilatie stroom op gang.
Een test onder extreme omstandigheden.
In het weekend van 8 juni 1996 hebben we een zeer interessant onderzoek gedaan. De luchtinlaat werd afgeplakt en het mechanisch ventilatiesysteem werd uitgezet. Op deze manier werd getracht de temperaturen te meten zoals die bij de extreme buiten temperaturen van dat moment, binnenin elke normale niet aangepaste postduivencontainer op datzelfde moment logischerwijs zouden moeten voorkomen. De verluchting geschiedde door de openingen tussen de ventilatorbladen in het dak en de kieren naast de deuren. De test werd gedaan over het trajekt Utrecht-Meerkerk gedurende 38 minuten. Als hoogste waarde werd een temperatuur van 36 graden C gemeten. Toen het ventilatiesysteem weer in werking was gesteld, zakte de binnen temperatuur binnen zeer korte tijd 4 graden.
Temperatuurverschillen in de manden.
De verschillen in temperatuur in een box met 30 duiven respektievelijk bovenin en onderin de duivencontainer geladen, bedraagt gemiddeld 3-6 graden. Onderin de container is het relatief een stuk koeler en bij minder warmte zit er ook meer zuurstof in de lucht, dat is een bekend gegeven. Konkluderend zouden postduiven dus beter onderin dan bovenin de container kunnen verblijven. Het verschil tussen een box van 30 duiven, onderin de duivencontainer geplaatst, en een zogenaamde restmand met 23 duiven bovenin de container geeft hetzelfde verschil in temperatuur te zien. Echter een box met 23 duiven geeft dus relatief méér warmte af dan een box gevuld met 30 duiven. Een lagere bezetting heeft een meer in beweging zijn tot gevolg en de in de mand aanwezige postduiven produceren zodoende meer warmte. Ook een test met 2 manden van 30 stuks, de één in een volle rij geplaatst en de andere alleen in één vak met de vakken eromheen leeg, gaf ongeveer hetzelfde beeld te zien. Bij warm weer hier en daar vakken of rijen vrij houden heeft dus wel degelijk nut om de temperatuur in de manden omlaag te brengen.
Wat gebeurt er met de definitieve uitkomsten.
Elke test hebben we slechts éénmaal kunnen doen en het zou best zo kunnen zijn dat een andere meting mogelijk een andere uitkomst zou kunnen opleveren. Daarom moet de lezer zich niet direkt vastgepind voelen op een konklusie, doch de voor postduivenlossingen verantwoordelijke bestuurders in den lande hebben zodoende stof tot nadenken. De uiteindelijke resultaten zullen later in een eindrapport samengevat worden. Het uiteindelijk doel is niet alleen het welzijn van de duiven uit de regio Hilversum te verbeteren, maar tevens die van alle leden van de N.P.O. Daarom is het wenselijk dat dit vervolgonderzoek onder auspicien van de N.P.O. zal worden uitgevoerd en daarom zal contact met het N.P.O. worden opgenomen om dit op korte termijn te verwezenlijken.
Duif worden tussen de duiven.
Ik heb eens in een interview gezegd dat jezelf een duif moet zijn tussen de duiven. Vrij vertaald betekent dat je postduiven pas kunt begrijpen als je jezelf in hun denkwereld kunt verplaatsen. Jonge duiven staan in hun jeugd nog volledig open voor alle ervaringen van buitenaf. Als je ze de eerste keer traint, dan zijn ze in staat de mand uit te lopen en ervoor in het gras te gaan liggen zonnen. De derde maal al vertrekken ze als een speer omhoog omdat ze weten anders de aansluiting bij het vertrekkende koppel te zullen missen. Zo is het met zoveel dingen in hun nog jonge leven. Je kunt ze van alles leren en ze steken er heel wat van op zolang het maar geleidelijk aan gebeurt. Als ze tijdens een van de allereerste kennismakingen met de container direkt gekonfronteerd worden met de ins en outs van een hitte-stress situatie, dan moet dat een haast onuitwisbare ervaring bij hen achterlaten. Als de eerste wedvluchten, bij het begin van het leerproces, onder gemakkelijke omstandigheden verlopen, ze genoeg ervaring opdoen waar ze later bij extreme omstandigheden hun voordeel mee kunnen doen. We moeten zien vast te stellen wat normale, warme en extreme omstandigheden zijn. We kunnen dan vaststellen wanneer we een vlucht laten doorgaan en wanneer het beter is om dat niet doen. En als we het laten doorgaan hoe we de omstandigheden kunnen verzachten: minder duiven in de mand(jonge duiven geven 10% meer warmte af dan oude; dus waar 30 oude gepland staan voor één box staat dat gelijk aan 27 jonge), een horizontale of verticale rij vrijhouden, de wijze van ventileren verbeteren, het inkorfuur verplaatsen naar de late avond op de kortere vluchten, de rijtijd en dus de verblijftijd in de mand bekorten en de vliegafstand verminderen.
Een goede start met blijvende gevolgen.
Kunnen we de eerste 5 vluchten zonder al te veel kleerscheuren door komen, dan is het meeste leed geleden. Heel wat jonge doffertjes worden dan al thuis gehouden en gereserveerd voor volgend jaar. De liefhebbers houden meer duiven over en kunnen hun hok kwalitatief op een hoger plan brengen en wat belangrijk is: indien de bezetting van de container gehouden kan worden, blijft de vrachtprijs laag en blijven de liefhebbers langer voor de sport behouden. Een stukje promotie binnen de duivensport.
Een belangrijke konklusie.
Ik las in 1995 een artikel van Curt Vogel in "Die Brieftaube". Er waren duiven getraind om in een windtunnel tegen de luchtstroom in te vliegen. Ze deden de tests bij verschillende temperaturen. Bij 10 graden C konden de duiven 15 uur in de lucht blijven voordat ze naar beneden moesten om te drinken. Bij 15 graden was dat verminderd tot 7,5 uur en bij 20 graden was dat nog maar 4 uur. Doch bij 25 graden bleek dat slechts 2 uur te zijn. De konklusie was, dat duiven hun vlucht afbreken zodra hun lichaam 4 tot 5% aan water verloren heeft. En hoe hoger de buiten temperatuur is hoe sneller die grens bereikt wordt. En dat de snelst vliegende duiven die grens nog eerder bereikten. Sneller vliegende duiven schijnen dus eerder in de problemen te komen dan diegenen die er een rustiger tempo op na houden. Bovenstaande leert ons iets heel belangrijks: frequent water geven is heel belangrijk! Oude duiven zijn geroutineerd. Doe je ´s-nachts in de container het licht aan, dan gaan automatisch al alle koppen richting drinkbak. Jonge duiven die missen dat automatisme. Curt Vogel miste helaas een voor ons belangrijke konklusie. Bij mij schoot die wel te binnen:
Indien jonge duiven te lang in een ruimte moeten verblijven bij extreme temperaturen is al hun watervoorraad al ruimschoots voor de lossing verbruikt in die gevallen waar ze nog niet het water weten te vinden!!! Bij dit soort extreme omstandigheden moet de afstand van losplaats naar het hok tot tenhoogste 2 vlieguren beperkt worden!
De belangrijke stelling van de echtgenote van een collega postduivenliefhebber.
In een discussie met Willem de Bruijn over de materie vluchtverliezen met jonge duiven vertelde deze dat zijn vrouw Joke hier een vermeldenswaardige stelling over had:
"Regelmatig kennen wedvluchten met jonge duiven in min of meerdere mate een rampzalig verloop bij temperaturen boven de 25 C. Dit zou wel eens als oorzaak kunnen hebben dat bij jonge duiven, net als bij baby´s, het warmte regulerend centrum in de hersenstam nog niet voldoende is ontwikkeld. Waarschijnlijk ontwikkelen hierdoor jonge duiven net als baby´s hoge lichaamstemperaturen, wat hen vervolgens voor onoverkomelijke problemen stelt. Wat je dan op het duivenhok als direct gevolg kunt waarnemen is dat jonge duiven overmatig drinken en braken om zodoende hun lichaamswarmte proberen enigzins te verlagen".
Hoe langer je over bovenstaande stellingname nadenkt, hoe meer je geneigd bent er grote waarde aan toe te kennen. Doch we zijn hiermee terecht gekomen op specifiek onderzoeksterrein. Wanneer de mogelijkheid zich voordoet moet de N.P.O. zeker de kans te baat nemen dit fenomeen te laten onderzoeken. Tot we hierover 100% zekerheid hebben verkregen, zullen we met genoemde stelling terdege rekening moeten houden. Het verklaart immers veel bij vluchtverliezen met jonge duiven bij extreme temperaturen.
De resultaten welke het onderzoek "Optimalisering Postduivenvervoer" heeft opgeleverd, zijn direct van invloed geweest op de ontwikkeling van de nieuwe generatie postduivencontainers welke door de Fa. J. Elenbaas worden gebouwd. De in het onderzoek vermelde aanpassingen, zijn in het voorjaar 1996 door de Firma J. Elenbaas uitgevoerd aan de postduivencontainer van de Stichting tot verbetering van postduivenvervoer Hilversum & Omstreken.
N.B.:
Het onderzoek "Optimalisering Postduivenvervoer" werd belangeloos uitgevoerd en de resultaten werden in mei 1996 gepubliceerd in "De Vredesduif" en zijn tevens verzonden aan diverse organisaties in de postduivensport.
Referentie: Optimaal duiventransport Dr. F.M.G. Boshouwers 1988
|